Na een afschuiving van een dijktalud kunnen vervolgmechanismen optreden. De belangrijkste vervolgmechanismen zijn:
- Schade door ‘tweede’ afschuiving.
- Schade door micro-instabiliteit (bij een zandkern).
- Schade door overslag.
De mogelijke vervolgmechanismen, die kunnen optreden nadat een afschuiving is ontstaan, worden niet beoordeeld in het toetsspoor Macrostabiliteit. De mogelijke vervolgmechanismen vormen dus de eventueel aanwezige reststerkte van een dijk.
Overigens zijn er weinig praktijkgevallen bekend waarvoor vervolgmechanismen zijn beschreven. Als wordt afgezien van tekortschieten van de vastlegging van schadegevallen, kan dit betekenen dat:
- De dijk geen reststerkte heeft en direct na een afschuiving faalt. Aangezien er wel afschuivingen worden waargenomen die niet tot falen van de waterkering hebben geleid, valt dit alternatief af.
- De dijk bijna nooit doorbreekt door binnenwaartse macro-instabiliteit als het intredepunt in het binnentalud of de kruin ligt. Er ontstaat na een eerste afschuiving bijna altijd een nieuwe evenwichtssituatie zonder dat de dijk faalt. De dijk heeft veel restster
- De hoogwatergolf duurt niet lang genoeg om vervolgmechanismen te initiëren.
- Na het optreden van een scheur of eerste afschuiving worden altijd voldoende maatregelen getroffen zodat geen vervolgmechanismen meer optreden. Dit betekent dat in gevallen waarbij scheuren en eerste afschuivingen niet worden opgemerkt dijkdoorbraken ten gevolge van macro-instabiliteit kunnen optreden.