In de toets (laag 1 en 2) komen zowel het falen van de grasbekleding (deelmechanisme) als erosie van de onderlagen bestaande uit klei (deelmechanisme) aan bod. Voor beide processen is er een empirisch model waarmee op grond van de belasting en de bekledingseigenschappen een conservatieve tijdsduur voor het proces kan worden bepaald: de zogenaamde standtijd. De standtijd van de grasbekleding en die van de onderlagen bestaande uit klei worden bij elkaar opgeteld en vergeleken met de belastingduur. Bij de berekening van de erosie van de onderlagen wordt nog onderscheid gemaakt tussen de klei tot een diepte van 0,5 m en dieper gelegen klei. Aantasting van de zandkern na het doorbreken van de kleilagen maakt geen onderdeel uit van de Gedetailleerde toets, maar wordt tot de reststerkte gerekend.