Deze paragraaf behandelt de erosie die gedurende een storm/ hoogwatergebeurtenis optreedt in het voorland. Hij gaat niet in op andere erosieverschijnselen die op en bij het voorland kunnen optreden maar die wel van belang zijn als inleidende mechanismen die potentieel bedreigend zijn voor de standzekerheid van de waterkering. Een eerste voorbeeld daarvan is de geleidelijke verschuiving van een geul richting waterkering. Het monitoren hiervan valt onder de actieve zorgplicht. Voor de toetsing wordt uitgegaan van de situatie die zich naar verwachting ontwikkeld heeft ten tijde van de (toekomstige) peildatum van de toetsing. Een tweede voorbeeld is de erosie die rond niet-waterkerende objecten (NWO) in het voorland (gebouwen) kan optreden ten gevolge van stromend water rondom de objecten (ontgrondingskuilen). Dit kan bij voorbeeld effect hebben op de kwelweglengte voor piping. Deze mechanismen worden getoetst in het kader van het toetsspoor NWO.