Spleetvorming
Wanneer een kistdam- of diepwandconstructie wordt belast door het wegeroderen van het binnentalud, een zogenaamde ontgronding, zal de constructie gaan vervormen, zie figuur 5.8.
Figuur 5.8 Vervormde kistdamconstructie met spleet
Bij vervormen van de constructie kan een spleet ontstaan tussen constructie en de grond achter de constructie. In deze spleet kan zich water ophopen, wat aanleiding geeft tot het ontstaan van een waterstandsverschil over de constructie. Deze spleet dient op de volgende wijze te worden gemodelleerd:
Gebruik interface-elementen met dezelfde materiaaleigenschappen als de grondlagen; Zorg dat de interface-elementen gedraineerd zijn teneinde een waterstandsverandering aan te kunnen brengen, dit in tegenstelling tot de grondlagen, die ongedraineerd gedrag van de grond veronderstellen;
Onderzoek tot op welke diepte spleetvorming zou kunnen optreden.
Een indicatie van de diepte waarover spleetvorming kan optreden is de maximale diepte beneden het maaiveld waarover geldt:
σv −2 .fundr ≤σw
waarin:
σv = verticale grondspanning op diepte h [kPa]
σw = waterspanning uit freatische lijn behorende bij MHW, op diepte h, zie ook [44] [kPa]
Op deze wijze is het mogelijk een spleet te modelleren, waarin na enige vervorming geen korreldruk op de achterkant van de constructie wordt uitgeoefend, maar waar een hydrostatisch waterdrukverloop heerst, overeenkomende met de buitenwaterstand.