Pas op de plaats
In punt 26 is de werkwijze besproken om tot een snelle en eenvoudige ‘veilig- heidstoets’ te komen van een willekeurig dwarsprofiel (JARKUS-profiel). Er is daarbij in feite van uitgegaan dat het een situatie betreft zonder veel complicaties. Het betreft bijvoorbeeld:
-
Er is geen sprake van een gradiënt in het langstransport (zie punt 29).
-
In het dwarsprofiel komen geen harde elementen voor (zie punt 30).
-
Er is geen sprake van een doorsnede in de overgang ‘hard’ - ‘zacht’ (zie punt 31).
-
Er is sprake van een regelmatig aflopend dwarsprofiel in zeewaartse richting; er zijn geen diepe geulen vlak voor de kust aanwezig (zie punt 32).
-
Er is sprake van een enkele duinregel die in principe breed genoeg is om een ‘veilige’ duinwaterkering te kunnen accommoderen. Het betrof dus geen duin- waterkering die bijvoorbeeld bestaat uit de verwachte ‘samenwerking’ van twee duinregels (zie punt 33).
In de aangegeven punten 29 tot en met 33 worden situaties beschreven waar er juist van het tegenovergestelde sprake is.
Daarnaast zijn er nog enkele aandachtspunten die bij een ‘veiligheidstoets’ aan de orde dienen te komen:
-
Overgang van ‘veiligheidstoets’ per raai naar een situatie met een serie raaien (zie punt 34).
-
Handelwijze in twijfelgevallen met betrekking tot het resultaat van een ‘veilig- heidstoets’ (zie punt 35).
-
Mogelijk effect van zeespiegelstijging en eventuele klimaatwijzigingen (zie punt 36).
-
Diversen (zie punt 37).
De genoemde aspecten / aandachtspunten worden verder besproken in de aangegeven punten.