Functies van dijken
Ten aanzien van dijken zijn een aantal functies te onderscheiden:
-
Waterkering
-
Drager van bebouwing
-
Verkeersdrager
-
Drager van kabels en leidingen
-
Drager van beplanting
Bij toepassing van constructies als dam- en/of diepwanden in dijkversterkingsprojecten blijven bovenstaande functies als uitgangspunt gelden.
Ad. 1. Waterkering
Dit is de primaire functie van de dijk. De dijk moet deze functie niet alleen vervullen voor de situatie tijdens maatgevend hoogwater, maar ook voor frequenter voorkomende lagere waterstanden. Voor het vervullen van die functie zijn de volgende functie- elementen van belang:
- het niveau van de kruin moet voldoende hoog zijn;
- het dijklichaam moet voldoende waterdicht zijn;
- de standzekerheid moet gewaarborgd blijven;
- de weerstand tegen (mechanische) belastingen als ijs- en golfbelasting moet voldoende zijn.
Ad. 2. Drager van bebouwing
De aanwezigheid van bebouwing op of nabij de primaire waterkering is van invloed op de waterkerende (primaire) functie van de constructie. Bebouwing kan betekenen:
- doorbraak waterdichte bekleding;
- ondermijning van het dijklichaam door in de dijk uitgebouwde kelders;
- verschil in zettingsgedrag tussen bebouwing en grondlichaam;
- bij op palen gefundeerde panden bestaat zelfs het gevaar voor spleetvorming onder het pand;
- bij bebouwing kan de stabiliteit van het binnentalud nadelig worden beïnvloed;
- kwellengte kan worden bekort.
Ad. 3. Verkeersdrager
De functie “verkeersdrager” brengt beperkte invloeden met zich mee. De enige wezen- lijke invloed voor het waterkerend vermogen is dat de fundering van de weg veelal meer doorlatend is dan de rest van het dijklichaam.
Voor bebouwing langs de dijk kunnen verkeerstrillingen hinderlijk zijn. Met name indien verwacht wordt dat de verkeersintensiteit toe zal nemen is dit een aandachtspunt. Voorts moet verkeersbelasting in stabiliteitsberekeningen worden meegenomen.
Ad. 4. Drager van kabels en leidingen
Deze functie verdient bijzondere aandacht. Immers, er zijn hierbij een aantal invloeden die van belang zijn voor de waterkerende functie van de constructie:
-
Voor de aanleg en onderhoud van kabels en leidingen moet worden gegraven in het dijklichaam. Dit betekent dat de pakkingsdichtheid anders (ongunstiger) kan zijn dan de rest van het dijklichaam. Dit heeft consequenties voor de waterdoorla- tendheid van de kering.
-
Kabel- en leidingtracé’s die de dijk kruisen vormen potentiële kanalen waarlangs piping kan optreden.
-
Lekkende waterleidingen c.q. drukrioleringen zorgen voor verweking van het dijkli- chaam. Met name wanneer het om kleine lekkages gaat die niet tijdig worden opgemerkt, kan de waterkerende functie ernstig worden aangetast.
-
Gasleidingen die lek raken, kunnen bij het optreden van calamiteiten (ontgron- dingskrater) eveneens de waterkerende functie aantasten.
Ad. 5. Drager van beplanting
Hierbij kunnen met name grotere bomen een wezenlijke bedreiging vormen.
-
Het worstelstelsel kan de waterdichte bekleding doorbreken en veroorzaakt daardoor een potentieel lek in de dijk.
-
De kwaliteit van (gras)bekleding op het talud onder boombeplanting wordt in negatieve zin beïnvloed door de aanwezigheid van deze bomen. Dit geeft meer kans op erosie en verdere schade aan de bekleding.
-
Ook na ontwortelen van de boom moet de dijk haar primaire functie kunnen blijven vervullen.
Het huidige beleid ten aanzien van de (on)wenselijkheid van bomen en beplanting op en nabij dijken is zeer voorzichtig, ingegeven door het ontbreken van echt goed inzicht in de effecten op de stabiliteit en doorlatendheid van de dijk. Naast mogelijke negatieve effecten zijn er zeker ook positieve effecten, bijvoorbeeld landschapswaarde, maar mogelijk zelfs ook positieve beïnvloeding van sterkteaspecten. Momenteel wordt door de STOWA nader onderzoek gedaan naar de effecten van bomen en beplanting op en nabij dijken, naar manieren waarop eventuele negatieve effecten kunnen worden beperkt en naar een afwegingskader voor positieve en negatieve effecten.