Voorland - Ontwerpmaatregelen

Voorland

Zeedijken

Bomen in het voorland zullen bij zeedijken niet voorkomen. Gezien de grote kans op ontworteling, zijn bomen hier overigens ook niet toegestaan.

Dijken benedenrivierengebied

  1. De kleilaag in het voorland, voor zover er zich wortels van bomen in bevinden, mag niet in rekening worden gebracht. De kleilaag beneden een niveau van één meter beneden de grondwaterstand mag wel in rekening worden gebracht. De grondwaterstand dient hierbij gelijk genomen te worden aan de laagste rivierwaterstand die in de afgelopen 50 jaar gedurende een aaneengesloten periode van een maand of langer is opgetreden.
  2. Indien het bomen betreft die bij de ontwerpwaterstand niet of nauwelijks boven water steken, hoeft de dikte van de kleilaag niet te worden gereduceerd.
  3. Indien aangetoond kan worden dat de kans op ontwortelen tijdens een hoogwater te verwaarlozen is, kunnen de richtlijnen voor dijken in het bovenrivierengebied worden gevolgd.

Dijken bovenrivierengebied

  1. Dikte kleilaag Indien de kleilaag tot meer dan een meter beneden de grondwaterstand aanwezig is, zijn bomen in het voorland toelaatbaar. De grondwaterstand dient hierbij gelijk genomen te worden aan de laagste rivierwaterstand die in de afgelopen 50 jaar gedurende een aaneengesloten periode van een maand of langer is opgetreden.
  2. Enkele boom/boomgroep Een solitaire boom in het voorland is toelaatbaar. Kleinere boomgroepen of rijen bomen zijn eveneens toelaatbaar voor zover deze minder dan circa 20% van het voorland beslaan. In het beheersplan dient opgenomen te worden, dat de wortels van afgestorven of verwijderde bomen dienen te worden verwijderd. Bij de beoordeling dient tevens de kans op ontworteling door ijsgang beschouwd te worden. Als deze kans groot is, dan zou de kleilaag ter plaatse van de bomen niet in rekening mogen worden gebracht.
  3. Overig

In de overige gevallen mag het voorland niet in rekening worden gebracht tenzij:

  • de doorlatendheid van de kleilaag vanaf maaiveld tot een meter beneden de grondwaterstand wordt gereduceerd; de reductie varieert van 0% indien 20% van het voorland met bomen is bedekt, tot 50% indien het voorland totaal met bomen is bedekt. Ook hier geldt de opmerking over ijsgang, zoals onder punt 2. is vermeld. Wortels van afgestorven of verwijderde bomen dienen te worden verwijderd.
  • op basis van nader onderzoek de invloed van de bomen verder gespecificeerd kan worden.

Bron

Onderzoeksrapport zandmeevoerende wellen (1202123-003-GEO-0002)

Hoofdstuk
Ontwerpmaatregelen
Auteur
Ulrich Förster, Geeralt van den Ham, Ed Calle, Gerard Kruse
Organisatie auteur
Deltares
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat Waterdienst
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.