Vezelgehalte en gehalte aan fijne en grove vezels
Inleiding
Zoals beschreven in hoofdstuk 2.2, zijn de plantevezels in veen en organische gronden van grote invloed op het mechanisch gedrag. Het is dus van belang om in de classificatie aandacht te besteden aan de hoeveelheid vezels. Daarnaast is de lengte van de vezels van groot belang voor het mechanisch gedrag.
Aanbevolen methode
In het veld kan een globale schatting worden gemaakt van het gehalte aan fijne en grove vezels. Onder fijne vezels worden verstaan alle vezels met een lengte kleiner dan 1 mm. In de Nederlandse venen zullen de fijne vezels vooral bestaan uit resten van bladeren van allerlei planten en mossen.
Onder grove vezels worden verstaan alle vezels met een diameter groter dan 1 mm. Stukken hout worden niet meegeteld voor de bepaling van de grove vezels. In de Nederlandse venen zullen de meeste grove vezels bestaan uit resten van rietstengels, rietbladeren, zeggestengels, takjes van struiken, bomen en heide en wortels.
Voor de schatting van het gehalte aan fijne en grove vezels is enige ervaring noodzakelijk. Als hulpmiddel kunnen vergelijkingskaarten worden gebruikt; deze zijn gegeven in appendix E.
Het gehalte aan fijne vezels kan worden omschreven als in tabel 3.6, waarbij tevens het massapercentage in de laboratoriumbepaling is gegeven. Niet alle fijne vezels zijn visueel waarneembaar. Vandaar dat de massapercentages die volgen uit de laboratoriumbepaling (appendix D) in tabel 3.6 verschillen van de visueel waar te nemen percentages aan het oppervlak van een monster.
Het gehalte aan grove vezels kan worden omschreven als in tabel 3.7, waarbij eveneens het massapercentage in de laboratoriumbepaling is gegeven. De grove vezels zijn wel nagenoeg alle waarneembaar.
Tabel 3.7 Gehalte aan grove vezels
Naast het gehalte aan vezels kunnen aanvullende termen worden gebruikt om het karakter van de vezels te beschrijven:
- aard: bladeren, stengels, wortels
- botanische herkomst
- gemiddelde oriëntatie: horizontale, verticale, andere, willekeurige of onduidelijke voorkeursrichting
- vorm: recht, vertakt
- lengte/breedte verhouding
Alternatieve methode
De bepaling van het gehalte fijne en grove vezels in het laboratorium is omslachtig. Aanbevolen wordt deze methode slechts toe te passen indien de visuele methode uit de vorige paragraaf geen uitkomst biedt of indien een exacte bepaling van de vezelgrootteverdeling vereist is.
Het vezelgehalte wordt in het laboratorium bepaald door een natte zeving; hierbij wordt een vezelgrootte curve verkregen, die is te vergelijken met een korrelgrootteverdeling. Vóór de zeving wordt het materiaal losgemaakt door het te weken in een natrium-pyrofosfaat oplossing en door wrijven onder lichte vingerdruk. Het weken in pyrofosfaat en het wrijven hebben tot gevolg dat alleen tamelijk onverweerde vezels intact blijven en meetellen in de vezelgrootte verdeling. Verweerde vezels, die ook niet bijdragen aan de mechanische sterkte van het materiaal, dragen dus ook niet bij aan de vezelgrootte verdeling.
Uit de vezelgrootte verdeling kan tevens het "Rubbed Fiber Content" (Peat Testing Manual, [Raymond e.a. 1979], paragraaf 2.2) worden afgeleid; dit is gedefinieerd als het massapercentage vezels grover dan 0,150 mm.
De methode ter bepaling van de vezelgrootteverdeling en het "Rubbed Fiber Content" is beschreven in appendix D.
Uit analyse van de zeeffracties is gebleken dat de "vezelgrootte" in de zeving wordt gedomineerd door de diameter van de vezels; dit wil zeggen dat de vezels rechtstandig door de zeefopeningen worden gedwongen. Derhalve wordt het aanbevolen na de zeving met een loep de diameter/lengte verhouding van de vezels in de verschillende fracties vast te stellen.