Ontwerpschema macrostabiliteit binnenwaarts
In figuur 5.7 is het ontwerpschema gegeven voor het faalmechanisme macro-stabiliteit binnenwaarts. Hierin is aangegeven welke nieuwe stappen moeten worden doorlopen naar aanleiding van het invoeren van de schematiseringfactor. Deze ‘nieuwe’ stappen zijn in geel weergegeven, de ‘oude’ stappen in groen.
Figuur 5.7: Schematiseringstappen m.b.t. macrostabiliteit bij ontwerpen
Stap 1: Inventarisatie beschikbare informatie
Deze stap is identiek aan stap 1 bij de toetsing (zie par. 5.2.1)
Stap 2: Opzet en uitvoeren grondonderzoek
Deze stap is identiek aan stap 2 bij de toetsing (par. 5.2.2).
Stap 3: Indeling dijkvakken, opstellen basisschematisering, parameterkeuze en maken ontwerp
Het eerste deel van deze stap is identiek aan stap 3 bij de toetsing (zie par. 5.2.3).
In deze stap vindt het daadwerkelijke ontwerpproces plaats. Het ontwerp moet aan de eis Fd γb≥· γn· γd voldoen. Daarom moeten in deze stap naast de schade- factor γn, ook de modelfactor gden stabiliteitsfactor Fdbehorend bij het ontwerp worden bepaald. Om te controleren of het ontwerp voldoet is ook de schematise- ringfactor γb benodigd. Deze is in dit stadium echter nog niet bepaald en dient derhalve gekozen te worden. In principe is iedere keuze binnen het bereik van de schematiseringfactor 1,10 ≤ γb ≤ 1,30 toegestaan. Voor een voorontwerp zal vaak een keuze van γb= 1,30 voor de hand liggen, terwijl voor een definitief ontwerp wellicht een lagere schematiseringfactor kan worden gekozen.
Stap 4: Bepaling schematiseringfactor
In deze stap wordt gecontroleerd of de in stap 3 gekozen schematiseringfactor voldoende groot was. Aan de hand van een inventarisatie van mogelijke afwijkingen van de basisschematisering, de geschatte kansen daarop en de effecten op de stabiliteitsfactor, wordt de benodigde schematiseringfactor bepaald. Dit gebeurt volgens de in hoofdstuk 4 aangegeven werkwijze.
Indien de benodigde schematiseringfactor γb;reqgroter is dan de gekozen schema- tiseringfactor γb, betekent dit dat de gekozen schematiseringfactor niet hoog genoeg is om alle onzekerheden in de basisschematisering voldoende af te dekken. Daarom moet óf de bij het ontwerp gekozen schematiseringfactor verhoogd worden, of de benodigde schematiseringfactor verlaagd.
Wordt gekozen voor verhogen van de schematiseringfactor voor het ontwerp, dan moet het ontwerp aangepast worden. De procedure wordt dan dus vanaf stap 3 opnieuw gedaan.
Het verlagen van de benodigde schematiseringfactor kan bijvoorbeeld door het uitvoeren van aanvullend grondonderzoek of het zodanig aanpassen van het ont- werp, dat de effecten van onzekerheden op de stabiliteit van het ontwerp verkleind worden. Wordt gekozen voor aanvullend grondonderzoek, om ongunstige scena- rio’s uit te sluiten, of de kans er op te reduceren, dan wordt de procedure vanaf stap 2 over gedaan. In stap 3 moet dan gecontroleerd worden of de resultaten van het aanvullend onderzoek consequenties hebben voor de keuze van de basis- schematisering, de schematiseringfactor en het ontwerp.
Stap 5: Nut optimalisatie ontwerp
Zoals eerder opgemerkt is de gekozen schematiseringfactor voldoende veilig indien deze hoger is dan de benodigde schematiseringfactor. Dit betekent echter ook dat wellicht een optimalisatie van het ontwerp mogelijk is.
Niet in alle gevallen is een optimalisatie van het ontwerp nuttig. Zo kan het bijvoor- beeld zo zijn dat het ontwerp (vormgeving) tot stand is gekomen vanuit andere overwegingen dan stabiliteit. Ook kan het zo zijn dat het verlagen van de schemati- seringfactor een dermate geringe aanpassing van het ontwerp tot gevolg heeft dat dit niet opweegt tegen de extra inspanning die nodig is om een lagere schematise- ringfactor te kunnen verantwoorden.
Daarnaast kan het zo zijn dat verdere verlaging van de schematiseringfactor niet mogelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval indien deze gelijk is aan γb= 1,10.
Stap 6: Rapportage
Nadat het ontwerp is afgerond dienen de resultaten gerapporteerd te worden.