Leidingen evenwijdig aan de waterkering
De eisen waaraan leidingen evenwijdig aan de waterkering moeten voldoen, zijn afhankelijk van de zone waarin deze leidingen zich bevinden (zie ook Figuur 8.7).
Leidingen in het profiel van de waterkering (d.w.z. in het dijklichaam tussen binnen- en buitenteen) zijn in beginsel niet toegestaan. Voor uitzonderingsgevallen dient een op de specifieke situatie toegespitste onderbouwing te worden geleverd.
Voor leidingen buiten het profiel die om planologische redenen binnen de veiligheidszone niet zijn te vermijden, dient te worden aangetoond dat:
- de leidingen zijn ontworpen, berekend en uitgevoerd volgens de NEN 3650-serie [normen NEN 3650, 3651 en 3652] en de Nederlandse Praktijkrichtlijn [NPR 3659].5
- de stabiliteit van de waterkering is gewaarborgd. Opgemerkt wordt dat de controle van het mechanisme piping hier geen onderdeel van uitmaakt. Dit betreft bijvoorbeeld de invloed van de leidingen, al dan niet na een ontgronding ten gevolge van leidingbreuk of lekkage, op de weerstand van een afdekkende laag. Dit onderwerp is punt van discussie, omdat dit bij een grotere pipingzone dan stabiliteitszone tot strengere ontwerpregels kan leiden dan volgens de huidige NEN 3651. Dit aspect moet nog nader worden onderzocht en onderbouwd. In afwachting daarvan wordt voorlopig de pipingzone niet bij de bepaling van de veiligheidszone betrokken.