Freatische- en elastische berging
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen freatische berging en elastische berging.
Freatische berging treedt op als bij een stijgende, vrije grondwaterspiegel de poriënruimte van de grond met water gevuld raakt. De kenmerkende parameter voor freatische berging is de porositeit n van de grond. Daar echter nooit alle poriën geheel met water worden gevuld, gebruikt men in dit verband een zogenaamde effectieve porositeit (circa 70% van n).
Elastische berging doet zich voor wanneer de effectieve grondspanning verandert. Dit is het geval als de grondwaterspanning verandert bij gelijkblijvende grondspanning (totaalspanning). Daarbij verandert de ruimte in de poriën, die door water kan worden gevuld. Is er een fractie lucht in het grondwater (of methaan) dan kan het grondwater zelf ook comprimeren of uitzetten, hetgeen resulteert in extra bergend vermogen. Deze effecten worden in rekening gebracht in het consolidatieproces via de consolidatiecoëfficiënt, waarin de eigenschappen van stroming en berging zijn verdisconteerd. In bijlage b4.2 is aangegeven hoe de bergingscoëfficiënt (welke direct is gerelateerd aan de consolidatiecoëfficiënt) kan worden berekend.
Freatische berging en elastische berging treden alleen op tijdens niet-stationaire grondwater stroming. Daarbij is het vermogen van freatische berging orden groter dan van elastische berging. De elastische berging speelt zich af in een groter gebied dan de freatische berging.
Elastische berging is gecorreleerd aan de stijfheid van de grond. Hoe stijver de grond, hoe kleiner de rekken en hoe kleiner de elastische berging. Zand is stijf en heeft dus een geringe elastische berging. Klei en veen zijn slap, waardoor elastische berging een grotere rol kan spelen. Bij dikke kleilagen kunnen daardoor bij het passeren van een hoogwatergolf aanzienlijk lagere waterspanningen ontstaan dan bij stationaire stroming. In een zandpakket is de elastische berging meestal te verwaarlozen, zeker ten opzichte van de freatische berging,