Het uitgangspunt voor een gedetailleerde toetsing volgens het beoordelingsspoor Piping en heave moet zijn dat de geometrie van representatieve dwarsprofielen en zogenaamde geotechnische lengteprofielen beschikbaar zijn of worden opgesteld. Een geotechnisch lengteprofiel dient te zijn gebaseerd op geologische gebiedskennis en terreinonderzoek. Er wordt aanbevolen om topografisch, geohydrologisch en geologisch kaartmateriaal te raadplegen voor het vaststellen van locatiekeuze, intensiteit en diepte van het terreinonderzoek. Hiervoor bestaan geen harde criteria omdat de omvang van het terreinonderzoek afhangt van de grilligheid van de ondergrond en het gewenste detailniveau van toetsen (en ontwerpen). In hoofdstuk 9 van dit Onderzoeksrapport is een handreiking gegeven hoe door grondonderzoek te komen tot een geschikte schematisering van de ondergrond en representatieve profielen.
In het Technisch Rapport Grondmechanisch Schematiseren bij Dijken [ENW, 2011] is toegelicht hoe het grondonderzoek dient te worden ingericht en hoe de schematiseringsfactor γb dient te worden bepaald.