Een karakteristieke waarde voor een materiaaleigenschap is een op basis van statistische analyse vastgestelde waarde met een bepaalde onder- of overschrijdingskans. Voor zover veiligheid van constructies het oogmerk is bij het bepalen van karakteristieke waarden zullen de beoogde onder- of overschrijdingskansen klein zijn. Overeenkomstig de gangbare praktijk wordt hier uitgegaan van onder- of overschrijdingskansen van 5%.
Voor grondparameters dient onderscheid gemaakt te worden tussen een lokale waarde: de waarde in een "punt" (klein volume, orde van grootte gelijk aan het volume van monsters voor laboratoriumproeven) in het grondmassief, ook wel puntwaarde genoemd, en de gemiddelde waarde: het gemiddelde van puntwaarden over een kleiner of groter gebied (met afmetingen die relatief groot zijn vergeleken met monsterafmetingen). Vanwege het min of meer plastische karakter van grond en het statisch onbepaalde karakter van grondconstructies zal een lokale waarde in het algemeen niet representatief zijn voor de sterkte of belasting. In een glijvlakanalyse is de gemiddelde sterkte langs het glijvlak van belang en het gemiddelde gewicht van de afschuivende grondmoot, bij een zettingsberekening de gemiddelde stijfheid van de samendrukbare grond.
Zo'n gemiddelde waarde zal altijd moeten worden afgeleid uit een steekproef (van in het algemeen beperkte omvang). Daardoor kan de berekende gemiddelde waarde afwijken van de echte gemiddelde waarde. Bij het bepalen van een karakteristieke waarde van het gemiddelde gaat het er om een voldoende veilige schatting van het echte gemiddelde te verkrijgen. Zie hiervoor deel l, par. 9.7.1.
De schatting van de karakteristieke waarde volgens deel 1 mag worden toegepast indien de steekproef met n waarnemingen is genomen ter plaatse van het beoogde potentiële glijvlak of volume waarover de parameter uitgemiddeld wordt. Voor bijvoorbeeld een glijvlakanalyse betekent dit dat de monsters gestoken moeten zijn in de raai voor welke de stabiliteitsanalyse wordt opgezet.
Indien deze raai achteraf als maatgevend wordt verondersteld voor een lange strekking van de dijk, bijvoorbeeld omdat in die raai de meest ongunstige indeling ten aanzien van de grondlaagopbouw is gevonden, dan dient men er zich van bewust te zijn dat elders in de strekking weliswaar een gunstiger laagopbouwpatroon aanwezig is, maar dat tevens de over een potentieel glijvlak gemiddelde schuifsterkten best lager kunnen uitvallen dan in de onderzochte raai. Dit bemoeilijkt de interpretatie van de glijvlakanalyse.