Achterland - Ontwerpmaatregelen

Achterland

Beoordeling bij dijken in het benedenrivierengebied en zeedijken

Bij deze dijken zal tijdens het optreden van de ontwerp-waterstand een extreem hoge windsnelheid optreden. Ontworteling wordt daarom wel in beschouwing genomen.

  1. Indien na ontworteling van de boom geen gevaar voor opbarsten bestaat, dan zijn bomen toegestaan binnen de kritieke kwelweglengte. De diepte van de ontwortelingskuil wordt hierbij gelijk aan 2 m gekozen, tenzij deze diepte meer nauwkeurig kan worden ingeschat op basis van de lokale omstandigheden.
  2. In de overige gevallen zijn bomen in het achterland, binnen de kritieke kwelweglengte, in principe niet toegestaan.
  3. Buiten de kritieke kwelweg worden ten aanzien van piping geen eisen gesteld. Wel dient rekening gehouden te worden met een toename van de kwel en met een toename van de kans op welvorming, al dan niet zandvoerend.
  4. Van bovenstaande richtlijnen kan worden afgeweken, indien door specifieke beoordeling aannemelijk gemaakt kan worden dat geen verhoogde kans op piping aanwezig is.

Beoordeling bij rivierdijken

  1. Indien de kleilaag tot meer dan een meter beneden de grondwaterstand aanwezig is, zijn bomen in het achterland toelaatbaar (Figuur 8.5). De grondwaterstand dient hierbij gelijk genomen te worden aan de laagste grondwaterstand die in de afgelopen 50 jaar gedurende een aaneengesloten periode van een maand of langer is opgetreden. De grondwaterstand kan worden ingeschat op basis van beheerspeilen van het waterschap en de rivierwaterstand.

  2. In andere gevallen zijn solitaire bomen en kleinere boomgroepen of -rijen toelaatbaar.

  3. Grotere groepen bomen zijn niet toelaatbaar binnen de kritieke kwelweg.

  4. Buiten de kritieke kwelweg worden ten aanzien van piping geen eisen gesteld. Wel dient rekening gehouden te worden met een toename van de kwel en met een toename van de kans op welvorming, al dan niet zandvoerend.

  5. Van bovenstaande richtlijnen kan worden afgeweken, indien door specifieke beoordeling aannemelijk gemaakt kan worden dat geen verhoogde kans op piping aanwezig is.

    afbeelding_frombase64_0

    Figuur 8.5 Dikte kleilaag bij bomen: indien d2 > 1m, dan zijn bomen toegestaan

Bron

Onderzoeksrapport zandmeevoerende wellen (1202123-003-GEO-0002)

Hoofdstuk
Ontwerpmaatregelen
Auteur
Ulrich Förster, Geeralt van den Ham, Ed Calle, Gerard Kruse
Organisatie auteur
Deltares
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat Waterdienst
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.