Een bekleding moet voldoende dicht zijn om uitspoeling van de ondergrond te voorkomen. Is de bekleding waterdicht, dan is de gronddichtheid altijd verzekerd. Bij een waterdichte bekleding kunnen echter wateroverdrukken ontstaan waarop de bekleding moet zijn gedimensioneerd.
Bij een dichte asfaltbekleding is plantengroei ongewenst, aangezien dit de waterdichtheid aantast. Plantenzaden kunnen in scheuren en naden kiemen en de wortels kunnen grote krachten op de bekleding uitoefenen. Dit speelt vooral een rol bij waterbouwasfaltbeton en in mindere mate bij gepenetreerde breuksteen. Zaden en wortelstokken die bij de aanleg in de ondergrond aanwezig waren, kunnen van onderuit door de bekleding heen groeien. Hierbij is de grondsoort van het grondlichaam van invloed.
Onder een waterdoorlatende bekleding kunnen geen relevante wateroverdrukken optreden. De bekleding is hier doorgaans ook niet op gedimensioneerd. Het is dus van belang dat de bekleding ook in de toekomst waterdoorlatend blijft. Het eventueel dichtslaan van het filter kan hierop van invloed zijn.
Een open steenasfaltbekleding of een gedeeltelijk gepenetreerde breuksteenbekleding is zowel water- als zanddoorlatend. Door toepassing van een geotextiel, een laag zandasfalt of een granulair filter onder de bekleding kan de totale constructie gronddicht worden gemaakt.
In Tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de water- en gronddichtheid van de verschillende asfaltsoorten.
Tabel 1. Water- en gronddichtheid van de asfaltsoorten
|
waterdicht |
gronddicht |
waterbouwasfalt beton |
ja |
ja |
asfaltmastiek |
ja |
ja
|
"vol en zat" gepenetreerde breuksteen |
ja 1) |
ja |
gedeeltelijk gepenetreerde breuksteen |
nee |
nee |
open steenasfalt |
nee |
nee |
zandasfalt |
nee |
ja |
1) Op volledige waterdichtheid mag niet worden gerekend. De bekleding dient wel te worden gedimensioneerd op wateroverdrukken, maar is niet geschikt als bekleding waarvoor waterdichtheid een eis is.