Vormvastheid.
Vormvastheid is vooral van belang voor de klei die in dikke pakketten in de kern wordt verwerkt. De stevigheid van een pakket klei direct na het aanbrengen hangt nauw samen met het watergehalte en de mate waarin het pakket verdicht is. De stevigheid neemt na het aanbrengen, in de meeste gevallen toe (zie paragraaf 3.2.1). Een mogelijke uitzondering hierop is een droog verwerkte klei die intensief is verdicht. Zo'n klei kan na aanbrengen in de buurt van het grondwater tijdelijk enigszins minder stevig worden. Het is. naar het zich laat aanzien, niet waarschijnlijk dat verandering van zoute naar zoete omgeving of omgekeerd, belangrijke effecten op de sterkte van goed verdichte klei heeft. De schuifweerstand en samendrukkingseigenschappen van verdichte klei kunnen daarom direct na het aanbrengen als maatgevend voor de vormvastheid worden beschouwd.
De vervormingseigenschappen van een bepaalde kleisoort zijn direct na het aanbrengen van veel factoren afhankelijk. Er zijn geen eenduidige relaties tussen klassificatieproefresultaten en vervormingseigenschappen van klei voorhanden. Een kwaliteitsbeoordeling op grond van deze relatie kan derhalve niet worden gegeven. De vervormingseigenschappen bij het aanbrengen kunnen met de gebruikelijke grondmechanische proeven worden bepaald, omdat het watergehalte van de klei tijdens het aanbrengen veelal bekend zijn en de mate van verdichting gespecificeerd kan worden.
Door afname van het watergehalte van een te nat aangebrachte kleikern kan, na het aanbrengen het volume van de klei met meerdere procenten verminderen (nog afgezien van consolidatie door bovenbelasting van het grondlichaam). Klei in de onverzadigde zone van de kern wordt na verloop van tijd dan ook meestal stevig tot hard.
Zoals eerder is vermeld, ontstaat in de kern echter ook vaak een bodemstructuur die de interne samenhang van de kern beperkt en die de doorlatendheid ervan sterk verhoogt. Deze verandering van eigenschappen heeft ook invloed op de vormvastheid van de klei.