Bij het aanbrengen van een nieuwe steenzetting over grote hoogte (bijvoorbeeld het hele buitentalud onder de berm van een dijk), wordt in de praktijk vaak gewerkt met een zogenaamde tonrondte. Dat betekent dat de bekleding in een convexe (bolronde) vorm wordt aangebracht.
Het aanbrengen van een tonrondte komt meestal voort uit de wens van een beheerder.
De tonrondte zorgt ervoor dat de helling bovenin het talud flauwer en onderin het talud steiler is dan de gemiddelde helling. Dit heeft het visuele effect dat het talud over de gehele hoogte dezelfde helling lijkt te hebben. In deze paragraaf wordt onderbouwd op welke manier deze afwijking kan worden verwerkt in de rekenmethode.
Bij de aanleg van een steenzetting wordt meestal een tonrondte van de volgende vorm toegepast:
Op 2/3 van het talud vanaf de teen wordt de bekleding 0,7% tot 1,0% van de taludlengte hoger aangelegd dan de rechte lijn tussen onder- en bovenrand van het talud. In het IJsselmeergebied wordt overwegend de waarde van 0,7% aangehouden, voor Zeeland wordt een waarde van 1,0% gebruikt. Tussen deze drie punten wordt de bekleding in een gebogen vorm aangebracht, zie Figuur 4-3.
Figuur 4-3: Definities tonrondte
Voor de rekenregels kan de gebogen vorm worden geschematiseerd als een geknikte lijn. De invloed van de tonrondte is het verschil tussen de geschematiseerde hellingen 1 en 2 enerzijds en de gemiddelde helling anderzijds, uitgedrukt in de cotangens. Deze invloed hangt af van de gemiddelde helling: hoe flauwer de helling, hoe groter de absolute invloed op de cotangens.
Op grond van de goniometrie kunnen de volgende relaties worden afgeleid: Zeeland (1,0%) IJsselmeer (0,7%)
De invloed op de cotangens (de parameter die meestal wordt gebruikt in de rekenregels) is voor een aantal gevallen uitgewerkt in Tabel 4-2 en Tabel 4-3.
Tabel 4-2: Invloed van tonrondte op de taludhelling (Zeeland)
parameter
|
|
gemidd
|
elde taludhelling
|
|
|
1:2½
|
1:3
|
1:3½
|
1:4
|
1:4½
|
onderste 2/3 deel
|
|
|
|
|
|
van het talud:
|
|
|
|
|
|
-taludhelling
|
2,40
|
2,86
|
3,32
|
3,77
|
4,21
|
-absolute verandering
|
-0,10
|
-0,14
|
-0,18
|
-0,23
|
-0,29
|
-relatieve verandering
|
-4%
|
-5%
|
-5%
|
-6%
|
-6%
|
bovenste 1/3 deel van het talud:
|
|
|
|
|
|
-taludhelling
|
2,72
|
3,31
|
3,93
|
4,56
|
5,22
|
-absolute verandering
|
+0,22
|
+0,31
|
+0,43
|
+0,56
|
+0,72
|
-relatieve verandering
|
+9%
|
+10%
|
+12%
|
+14%
|
+16%
|
Tabel 4-3: Invloed van tonrondte op de taludhelling (IJsselmeer)
gemiddelde taludhelling
|
1:2½
|
1:3
|
1:3½
|
1:4
|
1:4½
|
onderste 2/3 deel
|
|
|
|
|
|
van het talud:
|
|
|
|
|
|
-taludhelling
|
2,43
|
2,90
|
3,37
|
3,83
|
4,29
|
-absolute verandering
|
-0,07
|
-0,10
|
-0,13
|
-0,17
|
-0,21
|
-relatieve verandering
|
-3%
|
-3%
|
-4%
|
-4%
|
-5%
|
bovenste 1/3 deel van het talud:
|
|
|
|
|
|
-taludhelling
|
2,65
|
3,21
|
3,79
|
4,38
|
4,98
|
-absolute verandering
|
+0,15
|
+0,21
|
+0,29
|
+0,38
|
+0,48
|
-relatieve verandering
|
+6%
|
+7%
|
+8%
|
+9%
|
+11%
|