Uitvullen van de bekleding wordt toegepast bij gaten, aangetaste maar verder nog gave oppervlakken en aangebrachte inkassingen. Bij gaten en diepe aantastingen (vanaf enkele millimeters) wordt de reparatieplek uitgefreesd, en worden de randen recht afgewerkt. De inkassing dient minimaal 1 meter breed te zijn. Gefreesd wordt tot aan het gave gedeelte van de bekleding. Een indicatie voor het bereiken van het gave gedeelte is dat de steen bij frezen in het materiaal breekt.
Bij diepere uitvullingen (circa 100 mm) worden de randen als inkassing uitgevoerd (Figuur 10-11) om een verbeterde aansluiting te realiseren.
Figuur 10-11: Inkassing
Na het schoonmaken van de uit te vullen plek met een hogedrukspuit wordt een kleeflaag aangebracht (Figuur 10-12). Vervolgens wordt het uitvulmateriaal aangebracht
(Figuur 10-13). Het uitvulmateriaal kan variëren van gietasfalt tot asfaltbeton. Bij voorkeur wordt asfaltbeton gebruikt dat wel moet worden verdicht. Hierbij moet de breedte van de wals worden afgestemd op de breedte van de te verdichten plek. Over de reparatie kan een oppervlakbehandeling worden aangebracht.
Minder esthetisch, maar in voorkomende gevallen wel geoorloofd als noodmaatregel, is het uitvullen van grote gaten met gepenetreerde breuksteen. De maximum steenmaat van de uitvulmaterialen moet bij voorkeur 1/3 van de aan te brengen laagdikte bedragen. De dikte van de uit te vullen laag bepaalt dus de sortering. In de praktijk echter zal de beschikbaarheid van breuksteen meestal de sortering bepalen.
Bij de toepassing van gietasfalt moet rekening worden gehouden met de steilheid van de bekleding.
In Figuur 10-14 zijn voorbeelden van uitvullingen gegeven.
Figuur 10-12: Plaatselijk gefreesde bekleding - voor het uitvullen voorzien van een kleefmiddel - Roggeplaat – 1986
Figuur 10-13: Uitvullen van een gefreesde bekleding met waterbouwasfaltbeton – Roggeplaat – 1986
Figuur 10-14: Uitvulling
Als noodmaatregel kunnen beschadigde plekken worden uitgevuld met gietasfalt, al dan niet in combinatie met breuksteen. Plaatselijk wordt de waterdoorlatendheid hierdoor teniet gedaan. De schadeplekken worden schoongespoten en van losse delen ontdaan met een hogedrukspuit. Zo nodig wordt een breuksteenlaag aangebracht. De plek wordt gepenetreerd met warm gietasfalt met een korrelgradering die ook gemakkelijk in de open steenasfalt poriën dringt. Bij onderliggende kunststoffilters mag de temperatuur van het penetratiemiddel niet hoger zijn dan 140°C. De penetratielaag wordt zo vlak mogelijk afgewerkt in het profiel van, en aansluitend aan, de omliggende constructie.
Als een inkassing wordt gemaakt, is de keuze voor gietasfaltpenetratie als noodmaatregel niet meer relevant en kan de uitvulling met open steenasfalt worden uitgevoerd. Wel moeten de te repareren oppervlakken worden schoongespoten en van een kleeflaag worden voorzien.