Zoeken in deze site

Uitvoering, inspectie en B&O - Toetsing

Katern III: Uitvoering, Inspectie en B&O

Naast de ontwerpfase bestaat de levenscyclus van een constructie ook uit de uitvoeringfase, inspectiefase en beheer & onderhoudsfase. Als gevolg van verschillende contractvormen is het niet op voorhand vast te leggen hoe de uitvoering, de inspectie en het beheer en onderhoud dient te gebeuren. In een design, build, finance en maintain (DBFM) contract zijn deze onderdelen anders met elkaar verbonden en daarmee op elkaar afgestemd dan in een traditioneel contract volgens bijvoorbeeld de RAW-systematiek. Afhankelijk van het contract kunnen er dus andere keuzes gemaakt worden. In CUR 192, CUR 197 en de Rock Manual worden een aantal aandachtspunten gegeven. Een aantal van deze aandachtspunten wordt hieronder benoemd en dient in ieder geval te worden meegenomen in de gehele levenscyclus van de constructie.

Bij de uitvoering van een breuksteenconstructie komen een aantal aspecten kijken. Bereikbaarheid van de locatie en lokale omstandigheden kunnen namelijk bepalend zijn voor het in te zetten materieel. Om te voldoen aan de vereiste minimale maatvoering dient er op basis van het detailontwerp uit de ontwerpfase een uitvoeringsontwerp te worden gemaakt door de aannemer, waarin afhankelijk van de wijze van uitvoeringsmethode, de daarbij behorende toleranties worden verwerkt. In het uitvoeringsontwerp dienen ook aspecten als beheer en onderhoud te worden meegenomen, aangezien na oplevering ook het te verwachten onderhoud dient te worden opgeleverd. Beheer en onderhoud zijn niet alleen afhankelijk van de levensduur van de constructie, maar ook van de totale kosten die toehoren aan de gehele levenscyclus. De breuksteensortering die gekozen wordt in het uitvoeringsontwerp speelt hierbij een rol, bijvoorbeeld, hoe groter de sortering, hoe moeilijker de inspectie wordt, maar levert wellicht minder onderhoud op. Daarnaast geldt dat herstel aan kleine sorteringen gedaan kan worden met relatief klein materieel, terwijl schade aan grote sorteringen wellicht uitgevoerd dient te worden met groot materieel en vanaf het water. De bereikbaarheid van de locatie en de beschikbaarheid van het juiste materieel kan daarmee bepalend zijn voor het onderhoud.

Afhankelijk van de gestelde eisen dienen ook eventuele zettingen van de ondergrond te worden gecompenseerd in het uitvoeringsontwerp. Om aan de minimale laagdikte van 2xDn50(toetsingseis bij highest-point-survey methode, zie paragraaf 6.6) te voldoen zal er afhankelijk van de mate van beheersing van de uitvoeringsmethodiek en de mate en wijze van controle op het aangebrachte werk een zekere standaardafwijking moeten worden gehanteerd op de laagdikte. In het uitvoeringsontwerp dient dit verwerkt te worden. Het uitvoeringsontwerp zal dan ook leiden tot een extra hoeveelheid te storten materiaal dat afgestemd is op onder andere de genoemde aspecten.

Onderhoudswerkzaamheden in het kader van breuksteenconstructies zijn vaak niet het gevolg van de leeftijd van de constructie maar van de werkelijke toestand. Veelal bevinden de breuksteentoepassingen zich onder water en zijn dan ook niet gemakkelijk visueel te toetsen. Inspecties (zoals peilingen en multi-beam-metingen) zijn dan ook benodigd om de werkelijke toestand vast te stellen. De inspectie dient gericht te zijn op het in kaart brengen van de huidige situatie en van de mogelijke risico’s op falen van de constructie. Het gaat hierbij dus niet alleen om de kans op falen maar ook om het gevolg van eventueel falen.

Breuksteen bekledingen zijn ontworpen met in het achterhoofd een bepaalde mate van toelaatbare schade. Uitgangspunt hiervoor is het schadegetal in de ontwerpformules. Dat houdt in principe ook in dat schade niet direct hoeft te leiden tot onderhoud. Begin van schade (S=1-2) is dan wel een belangrijk aspect dat via inspecties vastgesteld moet worden. Het in kaart brengen van de omstandigheden die tot deze schade hebben geleid levert inzicht of de constructie zich gedraagt zoals bij het ontwerp is aangenomen en zal een goede leidraad zijn om de kans op vervolgschade te bepalen. In het monitoringsplan dient er voor verschillende schadestadia een inspectiefrequentie te worden vastgelegd, waarbij de frequentie toeneemt in geval van grotere risico’s op falen van de constructie. Het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden, zoals het bijstorten van breuksteen, is dan afhankelijk van welk risico nog als acceptabel wordt gezien. Inspecties dienen in ieder geval te worden uitgevoerd na gebeurtenissen die tot een mogelijke schade zouden hebben kunnen leiden. Dit zijn zowel stormgebonden als niet-stormgebonden belastingen zoals grote golven, hoge afvoer, aardbevingen zware schroef(straal)belastingen of zelfs aanvaringen. Het wordt daarnaast aanbevolen om in de eerste jaren na aanleg jaarlijks of tweejaarlijks een inspectie uit te voeren om mogelijke niet-verwachte schademechanismen tijdig op te sporen.

Aspecten die in het bijzonder van belang zijn tijdens de inspecties zijn gerelateerd aan de parameters die gebruikt zijn in de ontwerpformules. Deze parameters zijn in hoofdstuk 6 besproken en zijn enerzijds bepalend in de sterktecomponent van de constructie maar anderzijds ook in de belastingcomponent. Veranderingen in de sterkte-eigenschappen zijn onder andere: de steilheid van het talud en de laagdikte van de breuksteen op het talud en in de teen. Verandering in de belastingcomponent kan onder andere het gevolg zijn van erosie/zetting van bodem/voorland voor de teen van de constructie. Om mogelijke veranderingen in kaart te kunnen brengen is het van belang om de constructie zoals deze opgeleverd is na aanleg vast te leggen in een legger.

Bron

Handreiking Dijkbekledingen Deel 4: Breuksteenbekledingen (HDD4)

Hoofdstuk
Toetsing
Auteur
Cirkel J., C. van Dam, E. van den Akker, J.W. Nell
Organisatie auteur
Deltares
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat WVL en Projectbureau Zeeweringen
Verschijningsdatum
2015
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.