Een tweede effect van een niet-waterkerend object betreft beperkingen in beheer en onderhoud. Veel dijken worden mechanisch onderhouden. Het is echter niet goed mogelijk om met bijvoorbeeld machines rondom de niet-waterkerende objecten te maaien of te klepelen. Ook schapen houden het gras niet exact tot aan of rondom de objecten kort. Het gevolg hiervan is dat organisch materiaal zich ophoopt ter plaatse van het object. Dit wordt nog eens versterkt door vang van stof en los organisch materiaal door het opstaande object. Het opgehoopte organische materiaal vormt op den duur een sponsachtige ophoging op het talud, berm of achterland, een geliefde habitat voor muizen en andere kleine dieren. Deze ophoging kan een zwakke plek vormen in de grasbekleding en is een aangrijpingspunt voor het overslaande water. Onder andere onder hekwerken kan dit mogelijk tot initiatie van schade leiden.
Hoe de sponsachtige ophoging de erosiebestendigheid beinvloedt, is niet eenduidig vastgesteld bij de golfoverslagproeven. Bij een overslagproef bij Poortvliet (Tholen) is waargenomen dat de de sponsachtige verhoging bij een hekwerk dwars op de dijk de stroming juist afleidde van deze plek, waardoor de belasting hier minimaal was. Het talud bezweek op een andere plek dan het hekwerk, al bij een lage overslagbelasting (Figuur 8.4).
Figuur 8.4 Sponsachtige ophoging langs hekwerk (Golfoverslagproef op dijk bij Poortvliet Tholen)