Maatgevende belastingen zijn echt opgetreden gedurende de periode waarin die ervaring is verkregen. Voor rivierdijken kan dit het geval zijn;
De belasting hoeft niet noodzakelijkerwijs te hebben gewerkt op het gehele met grasmat beklede waterkeringgedeelte. Een gunstige ervaring lager op de dijk mag (mits geldend voor een zelfde belastinggrootte) ook geldig worden verklaard voor een hoger gelegen plaats, mits de grasmat daar dezelfde kenmerken vertoont qua vegetatietype en kleisamenstelling.
Indien niet aan bovengenoemde voorwaarden wordt voldaan, moet worden nagegaan of op basis van globale kenmerken voldoende sterkte van de grasbekleding kan worden aangetoond. De beoordeling gaat door met stap 1b.
Stap 1b Toets op basis van algemene kenmerken
In stap 1b wordt nagegaan of op basis van globale kenmerken voldoende sterkte van de grasbekleding kan worden aangetoond.
Stap 1b.1 belasting � 0,1 l/m/s
Het gedeelte van het buitentalud, waar het oploopdebiet q kleiner is dan of gelijk aan 0,1 l/m/s, wordt geacht de belasting te doorstaan zonder ontoelaatbare schade. De score is in dat geval ‘voldoet’. Indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, wordt de toetsing voortgezet met stap 1b.2.
Figuur 7-1 Schema eenvoudige toetsregels op Erosie buitentalud
Het oploopniveau behorend bij q = 0,1 l/m/s wordt berekend met behulp van de HYDRA- rekenmodellen [Hoofdstuk 10] Bij complexe geometrie van het talud moeten eerst de randvoorwaarden (Toetspeil + toeslagen en golfrandvoorwaarden) worden bepaald met de HYDRA-rekenmodellen op basis van waarvan het overslagdebiet met het rekenmodel PC-
OVERSLAG berekend kan worden. De HYDRA-rekenmodellen en het rekenmodel PC- OVERSLAG gebruiken beiden de formuleringen uit het Technisch Rapport Golfoploop en Golfoverslag bij Dijken [6], maar het rekenmodel PC-OVERSLAG heeft de mogelijkheid om een complexere geometrie (dan de HYDRA-rekenmodellen) toe te passen.
Stap 1b.2
Het gedeelte van het buitentalud met een belastingkans > 1/10 per jaar wordt in stap 1b.3 getoetst op gedrag (bewezen sterkte). De toets van het buitentalud met een belastingkans s; 1/10 per jaar gaat verder met stap 1b.4.
Stap 1b.3 Gedrag
De bekleding ‘voldoet’ als er de laatste 10 jaar geen schade aan de grasmat is geconstateerd, waarbij er uiteraard wel een hydraulische belasting moet zijn opgetreden (bewezen sterkte). Er mogen geen afslagranden of andere vormen van erosie zijn voorgekomen, die dieper zijn gegaan dan 5 cm. Als deze schade wel is opgetreden wordt de toetst vervolgd met stap 1b.4.
Stap 1b.4 kwaliteit graszode
Stap 1b.4 bestaat uit een beoordeling van de kwaliteit van de graszode. Hiertoe worden de bovengrondse plantendelen van de grasbekleding beoordeeld, bij twijfel aangevuld met lokale beoordeling van globale karakteristieken van een met een spade gestoken zode plag. Voor de beoordeling van de sterkte van de graszode worden drie kwaliteitscategorieën onderscheiden. Deze zijn beschreven in paragraaf 6.4 .
Indien de graszode fragmentarisch is, is de score voor Erosie buitentalud “voldoet niet”. Bij een open of gesloten graszode gaat de toets verder met stap 1b.5.
Stap 1b.5 Hs <0,25 m
Indien de significante golfhoogte aan de teen van de waterkering kleiner is dan 0,25 m, wordt de score ‘voldoet’. Zo neen, dan wordt de toetsing met Stap 1b.6 voortgezet.
Stap 1b.6 Hs <0,5 m en belastingduur <20 uur
Indien de significante golfhoogte kleiner is dan 0,5 m en de belastingduur is kleiner dan 20 uur, wordt de score ‘voldoet’. Zo neen, dan moet de toetsing met de gedetailleerde beoordeling worden voortgezet.