De primaire functie van een steenzetting is het leveren van veiligheid tegen overstromen door het beschermen van een dijk, dam of oever tegen erosie van gronddeeltjes door golf- en/of stromingsbelasting. Erosie van het buitentalud is een belangrijk faalmechanisme voor waterkerende grondlichamen. In de meeste gevallen moet erosie worden voorkomen uit het oogpunt van veiligheid tegen overstromen, dus niet zozeer uit economisch oogpunt (schadebeperking). Als de afmetingen van het grondlichaam afgestemd zijn op een dynamisch proces (zoals bij sommige grindoevers en bij duinen) is enige vervorming toelaatbaar. Als dat niet zo is (zoals doorgaans bij dijken en dammen), moet afslag worden voorkomen door een stabiele bekleding.
Bekledingen voorkomen dat het onderliggende grondlichaam rechtstreeks wordt belast door golven en stroming. Dit werkt alleen als de bekleding zelf stabiel is onder de belasting. Bekledingen ontlenen hun stabiliteit aan het gewicht en/of aan de samenhang van de bekleding. Deze twee principes (gewicht en samenhang) zorgen voor de sterkte van bekledingen; de verhouding tussen de bijdrage van gewicht en van samenhang is voor elk type bekleding verschillend.
Bij harde bekledingen is het ene uiterste de bekleding van losgestorte materialen (gewicht overheerst) en het andere uiterste de monolietbekleding van beton of asfalt (samenhang overheerst). Steenzettingen zijn een tussenvorm: de samenhang tussen de elementen draagt bij aan de stabiliteit, en tegelijkertijd is de bekleding flexibel en open.