Bij de beoordeling van microstabiliteit in een zanddijk, al dan niet met kleibekleding, is de hoogte van het freatisch vlak in de zandkern van belang. Bij de bepaling van de hoogte van het freatisch vlak dient rekening te worden gehouden met water dat in de oploopzone, kruin en het binnenbeloop van de dijk infiltreert (zie ook paragraaf 0).
De beoordeling van micro-instabiliteit met behulp van het evenwichtsprofiel kan niet worden gebruikt indien er een significante hoeveelheid water, meer dan 0,1 l/s per m, over de dijk slaat. Hiermee wordt namelijk geen rekening gehouden bij het construeren van het evenwichtsprofiel.
Na het initiële optreden van het mechanisme, ontwikkelt zich uiteindelijk een evenwichts- profiel dat bestaat uit een zeer flauw talud onder het uittredepunt van het freatisch vlak en een relatief stijl talud erboven. Bij de toetsing van de dijk op het mechanisme micro- instabiliteit kan gebruik worden gemaakt van het evenwichtsprofiel. Indien het evenwichts- profiel nog voldoende waterkerend vermogen heeft, dan kan de dijk nog het oordeel ‘voldoende’ krijgen. Het evenwichtsprofiel kan worden geconstrueerd onder de volgende aannames:
-
Het materiaal kan niet hoger dan het oorspronkelijk sijpeloppervlak uitspoelen;
-
Het weggevloeide materiaal wordt afgezet onder een evenwichtshelling van circa 1V:5H;
-
Het hoger gelegen materiaal kan bijzakken onder een helling van het natuurlijk talud (�);
hierbij is een volume evenwicht noodzakelijk (Figuur 5.11).
Figuur 5.11 Evenwichtprofiel microstabililteit
Bij het construeren van dit evenwichtsprofiel wordt geen rekening gehouden met een significante hoeveelheid overslag. De overslag zal het blootliggende zand in de kern van de dijk zeer snel kunnen eroderen. Toepassing van het evenwichtsprofiel bij een overslagdebiet groter dan 0,1 l/s per m is daarom niet mogelijk.