De weerstand tegen afschuiving kan worden verbeterd door het pakket van toplaag, granulaire laag, eventuele granulaire aanvulling en kleilaag zwaarder te maken. Hiervoor bestaan de volgende praktische oplossingen:
-
Bestaande kleilaag of granulaire aanvulling afgraven en dikkere laag aanbrengen; hierbij kan de taludhelling worden gehandhaafd;
-
Bestaande kleilaag of granulaire aanvulling aan de bovenkant aanvullen; dit leidt tot een verandering van de taludhelling en/of verplaatsing van de teen en de berm;
-
Lagere toplaagelementen met een grotere dichtheid kiezen; als de bovenkant van de toplaag niet wordt aangepast, hoeft voor het inpassen van de nieuwe bekleding in dat geval minder klei te worden afgegraven; de overblijvende kleilaag is dikker, dus zwaarder, terwijl het gewicht van de toplaag niet verandert;
-
Toplaagelementen toepassen met grotere hoogte en dichtheid dan nodig uit het oogpunt van toplaaginstabiliteit. In de meeste gevallen is het niet nodig om deze dure oplossing te kiezen.
Als uit de controle op afschuiving blijkt dat de constructie moet worden aangepast, is in bepaalde gevallen een terugkoppeling nodig naar de rekenmethodiek van de andere faalmechanismen:
-
Als er iets verandert aan de ondergrond (basismateriaal of granulaire aanvulling) of aan een eventueel granulair filter, moet de constructie opnieuw worden gecontroleerd op materiaaltransport, volgens de methodes in paragraaf 4.3;
-
Als er iets verandert aan de toplaag of aan dikte of doorlatendheid van de granulaire laag, moet de constructie opnieuw worden gecontroleerd op toplaaginstabiliteit. Dit wordt gedaan met STEENTOETS.
In de praktijk is dit overigens niet zozeer een stapsgewijs proces, maar houdt de ontwerper rekening met materiaaltransport en toplaaginstabiliteit bij het kiezen van de principe- oplossing voor een eventueel probleem met afschuiving.