Rol
In het algemeen is het de moeite waard om in het begin van het proces een tweedimensionaal beeld van het te bekleden oppervlak te krijgen, bijvoorbeeld met behulp van een vlakkenkaart. Hierop staan de grenzen van het vak in de richting van de dijkas en in verticale richting. Dit is vooral van belang bij de vervanging van een bestaande bekleding, als sommige bekledingsvakken wel en andere niet moeten worden vervangen.
Representatieve waarden en nauwkeurigheid
De grenzen in de richting van de dijkas worden in het algemeen gerelateerd aan de dijkpaalnummering en worden bepaald met een nauwkeurigheid van orde 10 meter. De bovengrens en ondergrens van een strook worden bepaald ten opzichte van NAP (of eventueel een ander vast referentieniveau). Voor het ontwerp volstaat een nauwkeurigheid van orde 0,1 meter.
De afmetingen van het vak worden uitgedrukt in m2. De benodigde nauwkeurigheid voor bepaling van de mogelijkheden van hergebruik en voor inschatting van de kosten is orde 100 m2, of orde 5%. Bij de verdere uitwerking, tot aan contractniveau, neemt de benodigde nauwkeurigheid toe tot orde 10 m2.
Wijze van bepaling
In het algemeen worden in het begin van een project inmetingen gedaan. Daarbij worden dwarsprofielen opgemeten of wordt een Digitaal TerreinModel (DTM) opgesteld. Als het van belang is om ook grenzen van bekledingsvakken in te meten, moet daaraan speciale aandacht worden besteed. Uit deze informatie kan een vlakkenkaart worden samengesteld.
Opmerking
In sommige gevallen moet in het ontwerp worden bepaald tot welk niveau een steenzetting nodig is, omdat daarboven een grasbekleding mogelijk is. De regels hiervoor worden besproken in Deel 5: Grasbekledingen van deze Handreiking [34]