Bij overlopen is de waterstand hoger dan de dijk. Bij golfoverslag is de waterstand lager dan de dijk en slaan golven over de dijk.
Golfoverslag wordt gegeven als een gemiddeld debiet per strekkende meter breedte, q, bijvoorbeeld in l/s per m. De golfoverslag wordt berekend ten opzichte van de hoogte van de buitenkruinlijn en er wordt van uitgegaan dat deze overslag ook de achterkant van de kruin en het binnentalud bereikt. In werkelijkheid gaat er bij golfoverslag niet een constant debiet over de kruin van een waterkering. De hoogste golven zullen in korte tijd, korter dan een golfperiode, een grote hoeveelheid water over de kruin laten lopen. Lagere golven zullen helemaal geen overslag geven.
Voor Nederlandse zee- en meerdijken geldt dat overlopen van deze dijken, die tot de primaire waterkeringen behoren, niet mogelijk is, tenzij ontwerp- of toetswaterstanden enorm worden overschreden. Overlopen is dan ook een hydraulische belasting die niet hoeft te worden beschouwd. Zee- en meerdijken zijn, vanwege golfoploop, zo ontworpen dat er een groot hoogteverschil zit tussen de maatgevende waterstand en de kruin. Bij een superstorm , of nog veel erger, zal de waterstand dan ook nooit de kruin bereiken.
Ook bij rivieren is overlopen in Nederland vrijwel onmogelijk, omdat er rekening wordt gehouden met een waakhoogte van 0,5 m of een vrije kruinhoogte van meer dan 0,5 m als dat nodig is in verband met golfoploop en het toelaatbare overslagdebiet. Alleen bij een extreme overbelasting kan overlopen optreden. Uitzondering hierop vormen de Maaskaden die worden gedimensioneerd op overlopen.