Gietasfalt is een mengsel van grind en een overmaat aan asfaltmastiek. Het mengsel bestaat doorgaans uit 30% m/m grind 4/16 en 70% m/m asfaltmastiek.
Door de overmaat aan asfaltmastiek is het bij verwerkingstemperatuur (100-190 °C) een vloeibaar en dicht mengsel dat niet wordt verdicht (en ook niet kan worden verdicht). Na afkoelen is het een stabiel, flexibel en dicht mengsel waardoor het bijzonder duurzaam is. Gietasfalt wordt gebruikt als penetratiemateriaal voor breuksteenbekledingen (alleen boven water), als flexibele bodem- en teenbescherming (slab) en als reparatiemiddel bij schade aan bekledingen.
Figuur 11-14: Boorkern uit een bekleding van “vol en zat” gepenetreerde breuksteen - Westkapelse zeedijk – 1988
Bij calamiteiten is het uitermate geschikt om grote beschadigingen bij harde bekledingen (ook onder extreme omstandigheden) tijdelijk te herstellen.
Gietasfalt moet na afkoelen zo stabiel zijn dat het niet nazakt of ontmengt. De hoeveelheid grind dient als opvulmiddel, om uit- en nazakken te voorkomen en soms om de penetratiediepte te beperken.
Een laag breuksteen kan op verschillende manieren met gietasfalt worden gepenetreerd, namelijk “vol en zat” penetratie (Figuur 11-14), “patroonpenetratie” en penetratie “vastleggen van steen” (of oppervlaktepenetratie).
In Figuur 11-15 zijn de verschillende penetratiemethoden schematisch weergegeven.
Figuur 11-15: Penetratiemethoden van een breuksteenbekleding
Bij “vol en zat” penetratie wordt alle holle ruimte in de laag breuksteen gevuld met gietasfalt. Bij “patroonpenetratie” wordt de laag breuksteen met een bepaalde systematiek gedeeltelijk gepenetreerd. Van patroonpenetratie zijn verschillende varianten: random, patroon-stippen, patroon-raster en patroon-stroken. Bij de methode “vastleggen van steen” wordt een hoog viskeus gietasfalt gebruikt waarmee alleen het bovenste deel van de laag breuksteen wordt gepenetreerd. Vastleggen van steen wordt in het algemeen afgeraden, omdat de ervaringen met deze penetratiemethode niet goed zijn. Er wordt een vrijwel gesloten bekleding aangelegd waardoor er ten gevolge van wateroverdrukken onder de bekleding schade kan ontstaan.
De variant “random” van de patroonpenetratie is een variatie op “vastleggen van steen”, waarbij een groter volume penetratiemortel wordt aangebracht. De verwerking geschiet door middel van een kubel die door de asfaltwerker wordt geopend en gesloten. Op plekken waar veel fijn materiaal ligt wordt relatief veel penetratiemortel gebruikt, daar waar de grofste fractie uit de sortering ligt niets. Bij dimensionering voor deze vorm van penetratie worden dan niet de eigenschappen van de steensortering, bijvoorbeeld 10-60 kg aangehouden, maar die van 60 kg.