In het algemeen is het wenselijk dat een bekleding op de waterkering zodanig wordt ontworpen dat deze de groei van de oorspronkelijke/gewenste flora en fauna handhaaft of ontwikkelt. Het bekledingsmateriaal moet geschikt zijn als leefgebied voor de gewenste planten (begroeibaarheid, doorgroeibaarheid) en voor gewenste dieren. Hiervoor moet de vestigingswaarde en/of beperkingen van het innovatieve bekledingsmateriaal duidelijk zijn.
Het meest geschikte materiaal hangt sterk af van lokale omstandigheden (hydraulische belastingen) en eisen en wensen voor de gewenste flora en fauna. Daarnaast hangt dit af van de zone in de waterkering. De gunstige eigenschappen voor ontwikkeling van natuurwaarden van de bekleding verschillen hierin per zone. De volgende zonering en gunstige eigenschappen kunnen worden aangehouden:
-
zone boven GHW:
-
getijdezone:
-
zone onder GLW:
Voor het realiseren van een grote biodiversiteit is tevens variatie van het type materiaal in de langsrichting van de waterkering van belang. Bovengenoemde waardering heeft hoofdzakelijk betrekking op harde elementen. Harde elementen kunnen een waardevolle ecologische functie vervullen, bijvoorbeeld als schuilplaats voor vis en ongewervelde dieren. Zachte bekledingen, zoals een grastalud of zand kunnen deze functie weer vervullen voor andere soorten met andere eisen.