Deklagen
Een kleideklaag is een kleilaag die aan of nabij het oppervlak van de dijk worden toegepast. In de praktijk zijn het kleilagen op het talud van de kern van een dijk, bedekt met een grasland- of een steenbekleding. De deklaag heeft als functie het beschermen van de kern tegen aantasting. De klei vervult veelal de functie om de doorlatendheid te beperken en meestal ook de substraatfunctie voor de bekleding.
Als deklagen waarin klei wordt verwerkt, worden in deze paragraaf, de volgende constructies behandeld:
-
deklaag op talud onder een graslandbekleding;
-
deklaag in voorland ter vergroting van de kwellengte;
-
deklaag op talud onder een 'harde' bekleding.
Figuur 4.1 geeft een overzicht van de functionele onderdelen.
Omdat de lagen zich aan of nabij het oppervlak van de dijk bevinden, is de invloed van het weer en de atmosferische omstandigheden groot. In paragraaf 3.2.2. is al aangegeven dat nabij het oppervlak van een dijk de zuigspanning in de zomer vaak meer dan 100 m waterkolom bedraagt ten gevolge van de relatief hoge temperatuur en de zuigkracht van vegetatie. Door neerslag en temperatuursveranderingen kan de zuigspanning in de zomer echter sterk schommelen.
Figuur 4.1 functionele onderdelen van een waterkering.
Voor graslandtaluds in Nederland is vastgesteld dat een zuigspanning van 10 m waterkolom (pF = 3) voor de zomerperiode een geschikte representatieve waarde is (figuur 3.3). Hoewel de zuigspanning onder steenbekleding minder snel wisselt en verdamping door vegetatie daarbij geen rol speelt, wordt ook daarvoor een representatieve waarde aangehouden van 10 m waterkolom. Het watergehalte bij aanleg mag daarom niet hoger zijn dan deze waarde.
In winteromstandigheden in natte perioden is de zuigspanning gemiddeld in de kleibekleding van een dijk vaak minder dan 1 m waterkolom. In de zode (de laag waar de meeste wortels aanwezig zijn) treden de grootste schommelingen in zuigspanning op door afwisseling van neerslag, wateronttrekking door wortels en zeer grote temperatuursverschillen.
Voor deklagen in het voorland ter vergroting van de kwellengte is het van belang dat weinig krimp optreedt. Als veilige representatieve waarde voor de zuigspanning kan hierbij ook een waarde worden aangehouden van 10 m waterkolom. Afhankelijk van de ligging van de freatische lijn en de variatie daarin kan eventueel een lagere representatieve waarde voor de zuigspanning gehanteerd worden, waardoor eventueel klei met een hoger watergehalte verwerkt kan worden
Het is aan te bevelen maximaal een watergehalte aan te houden voor klei die in de kern van de dijk verwerkt wordt.