Asfalttransport - Uitvoering

Vanuit de warme bunkers bij de asfaltmenginstallatie wordt het asfalt naar de plaats van bestemming vervoerd. Dit gebeurt vrijwel altijd over de weg.

Asfaltbeton, open steenasfalt en zandasfalt worden vervoerd in vrachtauto’s met geïsoleerde laadbakken of in speciale mobiele containers. De laadbakken zijn aan de bovenzijde afgedicht met kleppen om inregenen en afkoelen te voorkomen. Op het werk worden inrijbakken (Figuur 8-8) gebruikt als tussenopslag. In deze bakken blijft het asfalt vrij van

verontreiniging. Vanuit de inrijbak wordt het mengsel met een hydraulische kraan of een laadschop op de plaats van bestemming aangebracht. Containers gelost van vrachtauto’s kunnen ook als inrijbak worden gebruikt.

636149754060661520Image_163_jpg

Figuur 8-8: Inrijbak als tussenopslag bij de verwerking van asfalt met een hydraulische kraan (foto Bitumarin)

Tussenopslag in open lucht zonder voorzieningen wordt alleen toegestaan bij zandasfalt, als dat in grote hoeveelheden wordt aangevoerd voor perskaden en golfbrekers. De verwerkingstemperatuur bij deze toepassing is veel lager dan de meng- en transporttemperatuur. In een open depot kan zandasfalt dan afkoelen tot de gewenste verwerkingstemperatuur.

Voor ontmengingsgevoelige mengsels zoals gietasfalt worden verwarmde roerketels gebruikt. Het is dan wel van belang dat het roerwerk in bedrijf is, zodat het mengsel homogeen blijft. Voor warme opslag van mengsels zijn verwarmde containers voor tussenopslag en transport ontwikkeld. Alle middelen voor transport en opslag moeten schoon zijn en mogen geen resten oud en hard geworden asfalt bevatten. Harde afgekoelde buitenlagen van zandasfalt in depot kunnen bij verwerking wel door de warme kern worden gemengd. Om het kleven van asfalt aan transportmiddelen te voorkomen kan zand (met mate) of een biologisch afbreekbaar anti-kleefmiddel worden gebruikt.

In de Standaard wordt de eis gesteld dat de temperatuurverschillen in een lading asfalt tijdens transport kleiner moeten zijn dan 25°C. Door deze eis moet de aannemer zorgen voor voldoende isolatie tijdens transport zodat afkoeling wordt voorkomen. Bovendien mag het asfalt tijdens transport niet of nauwelijks ontmengen. De transportafstanden worden daarom bij voorkeur zo klein mogelijk gehouden door asfalt van een nabijgelegen installatie te betrekken. Naast de geringere kosten levert dit het voordeel op dat het asfalt minder kans heeft op ontmengen en afkoelen.

Asfalt voor bekledingen wordt bij voorkeur op dezelfde dag bereid en verwerkt. De verwerking is gebaat bij een constante aanvoer van voldoende asfalt. Daarvoor moet voldoende buffervoorraad op het werk aanwezig zijn. Het asfalttransport is daarom gebaat bij een goede logistieke organisatie.

De transportmiddelen mogen op de plaats van verwerken geen schade of vervuiling toebrengen aan de ondergrond of de bekleding. Dit betekent dat auto’s en roerketels niet mogen lekken en dat de belasting door zwaar materieel met rijplaten wordt gespreid.

Geprefabriceerde bekledingen, zoals open steenasfaltmatten, worden meestal nabij de plaats van aanbrengen gemaakt. Na afkoelen worden ze opgenomen om ze naar de plaats van bestemming te brengen. Hiervoor worden matten van een wapening voorzien zodat ze zonder beschadiging kunnen worden opgenomen en vervoerd.

Bron

Handreiking Dijkbekledingen Deel 3: Asfaltbekledingen (HDD3)

Hoofdstuk
Uitvoering
Auteur
Cirkel J., C. van Dam, E. van den Akker, J.W. Nell
Organisatie auteur
Deltares
Opdrachtgever
Rijkswaterstaat WVL en Projectbureau Zeeweringen
Verschijningsdatum
2015
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.