Waterkeringen liggen bij uitstek op locaties die qua windaanbod zeer geschikt zijn voor solitaire windmolens of in het bijzonder voor wind- molenparken. Een windmolen kan worden beschouwd als een bijzondere vorm van bebouwing, en als zodanig gelden ook hier de beschouwingen uit § 5.6.3. Dit betekent, dat de plaatsing van windmolens bin- nen de invloedszones alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden toe- gestaan. Bij de afweging hieromtrent zijn de volgende aandachtspunten van belang met betrekking tot ontwerp, uitvoering, vergunningverlening, kostentoerekening en beheer:
- Draaiende windmolens veroorzaken trillingen, terwijl de opgevangen windbelasting via de fundering overgedragen wordt op de kering. Via grondmechanisch onderzoek moet worden gecontroleerd of dit extra zettingen zal veroorzaken (bijvoorbeeld door verdichting van dieper gelegen zandlagen) en/of de stabiliteit van de kering niet in gevaar komt.
- Paalfunderingen kunnen waterafsluitende lagen doorboren. Hierbij moet worden gelet op een goede afdichting (controle op kwel).
- Bij fundering op staal moet worden gecontroleerd of de extra bovenbelasting door de kering opgenomen kan worden.
- De levensduur van een windmolen is circa 15 jaar. Daarna ligt ver- vanging door een geavanceerder (zwaarder) type, of verwijdering, in de rede. Dit betekent dat de oude fundering nutteloos wordt. Bij het ontwerp en de vergunningverlening moet worden bepaald of de oude fundering zal blijven zitten of dat deze verwijderd wordt.
- Voor het bedrijfsgebouw gelden de normale regels voor bebouwing.
- Bij het ontwerp van de fundering moet rekening worden gehouden met toekomstige dijkverbetering, eventueel door de fundering nu al op de toekomstige profielhoogte te plaatsen.
- Plaatsing op het buitentalud in de zone waar golfaanval optreedt veroorzaakt een discontinuïteit in de bekleding en daardoor een verhoogde schadekans. Plaatsing in de grasmat in de golfoploopzone boven de harde bekleding verhoogt de erosiegevoeligheid van de grasmat. Afdoende constructieve maatregelen zijn lastig te nemen. Daarom moet plaatsing op het buitentalud in de zone waar hydraulische belasting optreedt worden ontraden.
- Bij plaatsing op kruin en binnentalud, waar overslag wordt getolereerd, moeten afdoende maatregelen worden getroffen om erosie tegen te gaan.
- De aanwezigheid van windmolens betekent aanwezigheid van kabels.
- Het zwakste punt van een turbine moet boven de fundering zitten, zodat bij een calamiteit de mast bezwijkt en niet de fundering.
- Let op of de geplande locatie gevoelig is voor het optreden van kruiend ijs.
- De aanwezigheid van windmolens maakt het beheer van de waterkering duurder doordat onderhoud en dijkverbetering moeilijker uitvoerbaar worden.
- Bij het beheer prevaleert het belang van de functie ‘waterkering’ altijd boven het belang van de functie ‘windmolenpark’. Meer informatie staat in de nota Windmolens langs autosnelwegen en op de waterkeringen Houtribdijk en Afsluitdijk [16]. Los van de eisen vanuit de functie veiligheid moet bij de afweging van het plaatsen van windmolens vanzelfsprekend rekening worden gehouden met LNC- waarden en de eisen, die worden gesteld vanuit de andere functies. Te noemen zijn bijvoorbeeld de effecten op het broedgedrag van vogels, de landschappelijke inpassing, radarhinder, afspattende ijzel, beïnvloeding van de verkeersveiligheid etc.