Als de taludbekleding aangetast wordt (bijvoorbeeld door graafwerkzaamheden) of het waterspanningsverloop in de dijk veranderd (bijvoorbeeld door een lekkende leiding) dient de micro-stabiliteit te worden gecontroleerd. Ter bepaling van micro-stabiliteit is een evenwichtsbeschouwing noodzakelijk (bijvoorbeeld van het wortelstelsel waarop alle krachten werken ten gevolge van de belasting op de boom). De volgende situaties zijn in principe te onderscheiden [2], [3] en [4]:
uittredend grondwater bij taluds onder water;
uittredend grondwater bij taluds boven water;
evenwijdig afstromend water bij taluds boven water.
Bij deze belastinggevallen is het evenwicht evenwijdig aan en loodrecht op het talud van de waterkering in het geding. De gevallen a. en b. zijn vooral van belang als er zand in de dijkkern aangetroffen wordt. Een en ander kan afdrukken van de bekleding en uitspoeling van dijksmateriaal tot gevolg hebben. Geval c. is vooral van belang bij kleidijken met een zekere structuurvorming in de toplaag op het binnen- of buitentalud en kan instabiliteit van de bekleding evenwijdig aan het talud tot gevolg hebben. Het afstromende water kan dan afkomstig zijn van neerslag of golfoverslag alsmede een breuk in een waterleiding. Vooral bij golfoverslag is dit een belangrijk faalmechanisme.
Een overschrijden van de grenstoestand van micro-instabiliteit hoeft niet onmiddellijk tot verlies van de waterkerende functie te leiden. Het weggespoelde materiaal zal in bet algemeen op geringe afstand worden afgezet waardoor een bepaald schadeprofiel ontstaat. Een globale afschatting wordt in figuur 30 gegeven voor een bovenwatertalud.