Aanleggen van de kruin van een dijk op het niveau van de ontwerpwaterstand is niet voldoende. ·E;r is een zekere waakhoogte nodig. Onder waakhoogte wordt ver
staan het verschil ti:i.ssen de kruinhoogte en de hoogte van het ontwerppeil, de ma.a.tge- vende waterstand. :·.
De waakhoogte he ft een aantal belangrijke functies:
1. het voorkomen:van ernstige golfoverslag,
-
het compenseren van onzekerheden in de berekening van de ontwerpwaterstand,
-
het compenseren van waterstandsverhogingen door opwaaiing,
-
het compenseren van inklinking van het dijklichaam,
-
het compenseren van zetting van de ondergrond van het dijklichaam, ·
-
het begaanbaar houden van de kruin van de dijk, ook onder on'twerpomstandig heden. Dit is van belang voor de inspectie yan de dijk, voor het optuimen van 'drijf hout en andere drijvende voorwerpen die de dijk kunnen beschadigen, en voor de aanvoer van materialen bij een dreigende doorbraak.
In navolging van de Deltacommissie (lit. 3) is het goed onderscheid te maken tussen aanwezige waakhoogte en minimaal benodigde waakhoogte.
De minimaal benodigde waakhoogte is de waakhoogte die te alien tijde minstens aan wezig moet zijn: deze waakhoogte wordt bepaald door de functies aangegeven onder de punten 1, 2, 3 en 6.
Voor de minimaal benodigde waakhoogte dient minstens 0,50 min rekening te worden gebracht. Indien de te verwachten golfoploop daar aanleiding toe geeft, dient de mini maal benodigde waakhoogte zoveel hoger genomen te worden als nodig is om de golf overslag voldoende te beperken.
De kruinhoogte die behoort bij de minimaal benodigde waakhoogte wordt in het zuid westen van ons land we! aangeduid als dijktafelhoogte.
57
Als er zettingen en klink van de dijk te verwachten zijn, dient bij aanleg ofverbetering een overhoogte te warden aangebracht boven de minimaal benodigde waakhoogte. De ze overhoogte moet zodanig warden afgestemd op de te verwachten zakking van de dijk dat in een zekere vastgestelde tijdsperiode de kruin niet onder het niveau van de mini maal benodigde waakhoogte zal komen.
Gezien de altijd hoge initiele kosten van een dijkverhoging verdient het aanbeveling, de overhoogte zo te bepalen dat binnen 50 jaar na aanleg geen verhogingen nodig zullen zijn als gevolg van zettingen en klink.
Hierop kan noodgedwongen een uitzondering warden gemaakt als de ondergrond ex treem gevoelig is voor zettingen of het optreden van instabiliteiten.
De waarden voor zettingen en klink zullen van geval tot geval bepaald moeten warden; meestal zal daar grandmechanisch onderzoek voor nodig zijn (par. 9.6.4 en 11.1).