Het uittreeverhang - Bijlage 2

Aanbevolen wordt om eerst na te gaan hoe groot het uittreever­hang is. Zoals aangegeven in Leidraad 1 (paragraaf 10.2) kan dat met verschillende soorten grondwaterstromingsmodellen.

In het geval dat het watervoerende pakket aan het oppervlak ligt, is het voor grondbreuk kritieke verhang gelijk aan 0,5. Dus één voorwaarde voor het ontstaan van zandmeevoerende wellen is dan: iuittree ≥ 0,5. Als het uittreeverhang wordt bepaald met behulp van een grondwaterstromingsprogramma op basis van eindige elementen, dienen de elementen dicht achter de teen van de ondoorlatende dijk kleiner te zijn dan de afmeting van een eventuele wel. Een waarde van circa 0,2 m voldoet.

Hetzelfde geldt voor het geval van een dunne ondoorlatende deklaag die doorbroken is door bijvoorbeeld een teensloot (figuur 2.G.1).

Figuur 2.G.1. Geval met doorsneden ondoorlatende deklaag.

Bron

Handreiking constructief ontwerpen bijlagen 2 - 5 (L9a)

Hoofdstuk
Bijlage 2
Auteur
Viergever M.A., D. Stamm
Organisatie auteur
Grondmechanica Delft Afdeling Grondconstructies
Opdrachtgever
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
Verschijningsdatum
Maart 1994
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.