figuur 10.1
Gebruikmaking van de rode lijnen geeft een indicatie omtrent het werkelijke evenwicht tijdens de uitvoering. De methode wordt reeds jarenlang gebruikt, en de betrouwbaar heid van dit hulpmiddel is uit praktijkervaringen gebleken (lit. 9).
Natuurlijk kan de gemeten waterspanning ook in een normale stabiliteitsanalyse worden ingevoerd, volgens een met hode die zo goed mogelijk overeenstemt met de berekeningen uit de ontwerpfase. Het actuele evenwicht kan dan warden beoordeeld. Door goede bewaking kan het tempo van ophogen worden bijgestuurd. Het aantal loca ties waar de ondergrond anders kan reageren dan verwacht, is overigens veel groter dan het aantal locaties waarop redelijkerwijs waterspanningsmeters kunnen warden geplaatst. Men moet dus goed nadenken over de keuze van te bewaken locaties. Op de gekozen locaties warden de waterspanningsmeters in principe in of iets buiten de teen van het talud of de berm geplaatst, dus buiten de ophoging, zodat ze de werkzaamheden niet bemoeilijken.
108
Een ander belangrijk pu nt van de begeleidingswerkzaam heden is de prognose van de restzetting, met andere woorden: het aangeven welke overhoogte bij oplevering moet warden aangebracht opdat de dijkkruin gedurende de komende onderhoudstermijn niet onder de dijktafelhoogte zakt. Hoewel van het grootste belang, is de juiste hoogte van de kruin niet de enige randvoorwaarde voor het opleveringsprofiel. Het zal immers duidelijk zijn dat het op te.leveren profiel zowel in dwars- als in Jengterichting goed moet ogen.
Nog een compl icerende factor: bij toepassing van zand in de kern en klei als afdeklaag wordt ernaar gest reefd de overhoogte zoveel mogelijk in het goedkope zand aan te brengen, en niet in de klei. Dit betekent dat reeds bij het profileren van het zand - onderin de ophoging is dat soms reeds vrij vroeg - een goede prognose van de zetti ngen bekend moet.zijn. Zoniet, dan moet ofwel aangebracht zand weer warden verwijderd, ofwel het tekort aan overhoogte in klei warden aangebracht. Het zal duidelijk zijn dat een goed samenspel tussen directie en grondmechanisch adviseu r onontbeerlijk is.
Vermeld zij nog, dat de begeleiding van de uitvoering ook het keuren omvat van de aan gevoerde materialen, zoals zand, klei, Flugsand, Euroklei en mijnsteen.
Ten aanzieh van al deze materialen zijn in overleg tussen directie en grondmechanisch adviseur in .het bestek eisen opgenomen, zoveel mogelijk afgestemd op de specifieke eisen vanuit de te maken constructi . Keu ring vindt plaats op materiaal direct uit de winput of voor de wal, zoals dat heet.
Op het ·werk zal dan moeten warden nagegaan of de in het ontwerp aangehouden mate riaaleigenschappen ook gerealiseerd warden. Naarmate er scherper is gedimensio neerd, zal de behoefte daaraan groter zijn.
Controle op de verdichting van zand is mogelijk met proctorproeven, een penetrometer of een handsondeerapparaat, waarmee de indringingsweerstand van de grond wordt gemeten. Bij een weerstand van 1,5 MN/m 2 of meer over de bovenste Jaag van 0,40 m dikte kan van een redelijk goede verdichting worden gesproken.
Controle op de verdichting van kleigrond kan geschieden aan de hand van een een pu ntsproctorproef, waarin bij het aanwezige vochtgehalte W van de klei de volumieke massa bij proctorverdichting wordt bepaald. Het meetresultaat uit deze proef, in relatie tot in de directe omgeving van het proefvak te bepalen volumieke massa's, geeft een indru k van de bereikte verdichting (zie ook par. 10.4).
Visuele beoordel ing op de aanwezigheid van holle ruimten is vooral van belang als er grote kleibrokken warden aangevoerd en verwerkt. Middels het graven van een smalle verticale sleuf krijgt men hierin een goed inzicht.
De aangebrachte klei dient steekproefsgewijs op samenstelling te warden gecontro leerd.
Bij alle hier genoemde controlemetingen verdient het in ieder geval aanbeveling de interpretatie ervan te Jaten begeleiden door een grondmechanisch deskundige, om dreigende calamiteiten tijdig te onderkennen.