Algemeen
Aan alle berekeningsmodellen liggen 2 principes ten grondslag:
-
De wet van Darcy
Voor homogene, onsamendrukbare vloeistof en isotrope doorlatendheid luidt deze:
met:
q = specifiek debiet [m/s]
k = doorlatendheidscoefficient [m/s]
<p= z+ u/Qg= stijghoogte [m]
z = plaatshoogte [m]
]
u = waterspanning [N/m2
]
(} = volumieke massa van water [kg/m3
g = versnelling van de zwaartekracht [m/s2]
-
De wet van behoud van massa
Bij (quasi-)stationaire stroming volgt hieruit de zogenaamde continulteitsvergelij king:
Bij niet-stationaire stroming luidt deze continui teitsvergelijking als volgt:
-
voor freatische berging:
met h = rp =de stijghoogte ten opzichte van de basis van het doorstroomde pak ket, N kan de hoeveelheid neerslag zijn, en n is de porositeit van de grond.
b. voor elastische berging:
Hierin staan mv en P· voor de samendrukbaarheid van de grond respectievelij k het water (par. 10.1.1). Deze vergelijking wordt ook we! aangeduid als bergingsverge lijking.
Uit de wet van Darcy en de wet van behotid van massa volgt na samenstelling van de vergelijkingen de differentiaalvergelijking die de stroming beschrijft, uitgedrukt in <p of u.
Uit het oplossen van deze vergelijking bij de van toepassing zijnde randvoorwaarden
volgt het gezochte stromingsbeeld.
Voor het oplossen zijn vier mogelijkheden beschikbaar:
-
een analytische oplossing,
-
een numerieke benadering,
-
een analoog model,
-
een grafische benadering.
Op deze mogelijke oplossingmethoden wordt in de volgende paragrafen nader inge gaan. Maar eerst nog een opmerking over de schematisering van de werkelijkheid in een rekenmodel.
De mate waarin de uitkomst van een berekening overeenkomt met de realiteit is sterk
afhankelijk van het toegepaste rekenmodel, de schematisering en de nauwkeurigheid van de parameters die in de berekening een rol spelen.
De grondwaterstroming is in principe een drie-dimensionaal verschijnsel. In die geval
len waarbij in een richting geen grote wijzigingen optreden in geometrie, grondparame ters en randvoorwaarden, is een schematisering tot twee dimensies mogelijk. De wijze waarop men schematiseert is echter ook afhankelijk van het beschouwde probleem. Twee-dimensionale horizontale schematisering zal in het algemeen worden toegepast bij het oplossen van regionale problemen.
Twee-dimensionale verticale schematisering zal veelal worden toegepast bij de oplos sing van detailgerichte problemen.
Bij het oplossen van grondwaterstromingsproblemen in relatie tot rivierdijkontwerpen zal in vrijwel alle gevallen een twee-dimensionale schematisering worden toegepast, aangezien drie-dimensionale berekeningen analytisch slecht uitvoerbaar zijn, en nu meriek nog erg kostbaar.
Bovendien is het zeer de vraag of de uitkomsten van drie dimensionale berekeningen,
enkele specifieke uitzonderingen daargelaten, de realiteit beter benaderen dan die van twee-dimensionale berekeningen, gelet op de onzekerheden die in de berekening wor den gelntroduceerd door de vaak sterke schematisering van de geometrie, en door de vaak slechts bij benadering bekende waarden van bepalende parameters.
109
Analytische model/en
Dikwij Is kan men door toepassing van eenvoudige analytische modellen een redelijk in zicht verkrijgen in de grondwaterbeweging.
Voorwaarde is wel, dat het mogelijk moet zijn de differentiaalvergelijking die de stro ming beschrijft, bij de gegeven randvoorwaarden langs analytische weg op te lossen. Een nadeel van de analytische oplossing is daaram dater dikwij ls een sterke schematisering van de geometrie van de te onderzoeken situatie nodig is, om tot een oplossing te komen. Het grate voordeel van het analytische model ligt vooral in het kwalitatieve inzicht dat dit model verschaft in het gedrag van de straming, en de invloed van de diverse parame ters daarap.
In de appendices B en C warden enkele veel voorkomende gevallen gegeven, waarvan de analytische oplossing bekend is en die zo eenvoudig zijn dat zij een snelle schatting van het grandwaterstramingsbeeld mogelijk maken.
Appendix B beschrijft in het bijzonder de volgende gevallen van stationaire straming:
1. straming door een afdekkende laag;
-
straming in een zandondergrand onder een ondoorlatende dijk, met slecht doorla tende, afdekkende lagen in het voor- en achterland, zonder radiate intree of uittree van water;
-
straming in een zandondergrand onder een ondoorlatende dijk, met ondoorlatende
lagen in het voor- en achterland, en met radiate intree en uittree van water;
-
straming in een zandondergrand onder een ondoorlatende dijk en berm, waarbij binnendijks een grenspotentiaal optreedt.
Appendix C geeft een benadering voor de niet-stationaire straming bij voortplanting van waterspanningen in een kleilaag met elastische berging.