Zoeken in deze site

Begripsbepalingen - Beoordelingsprofiel (vervolg)

Restprofiel

Het restprofiel is een middel om het inundatierisico te beoor­delen. Het restprofiel is het gedeelte van het aanwezige profiel dat, na een binnenwaartse erosie of afschuiving of na een buiten­waartse afslag tenminste moet overblijven om een directe inundatie van het achter de waterkering gelegen gebied te voorkomen.

Een complete filosofie met betrekking tot het restprofiel bestaat nog niet, zo zal onder meer nog invulling moeten worden gegeven aan het duurzaamheidsaspect van het begrip reststerkte. In het kader van een toekomstige dijkringbenadering zal een en ander relevant worden. Toch wordt incidenteel reeds gebruik gemaakt van deze filosofie, bijvoorbeeld bij het begrip restprofiel na afslag (afslagprofiel).­

fig5
Figuur 5. Voorbeeld restprofiel (na afschuiving of erosie).

Afslagprofiel

Bij een hoog, boven maatgevend hoogwater gelegen, en breed voorland kan zich een situatie voordoen waarbij in geval van optredende erosie geen risico voor dijkdoorbraak ontstaat. In een dergelijke situatie wordt de filosofie van het afslagprofiel toegepast, die is weergegeven in de notitie Toepassen afslagcriterium bij hoge terreinen van 12 februari 1992 van de Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen.

Randvoorwaarden voor de toepassing van deze filosofie zijn:

  • er moet een feitelijke waterkering aanwezig zijn met een breedte van minimaal 3 m op ontwerppeil (dijktafelhoogte + 0,20 m, minimale overhoogte voor zetting omdat het situaties betreft met bestaand hoogliggend terrein). Binnen- en buitentalud van dit profiel hebben een helling van 1 : 3 in geval van gras of 1 : 2 in geval van een stenen bekleding. Dit profiel dient, afgezien van erosie, voldoende stabiel te zijn
  • indien voldoende breed en hoog terrein aansluitend aan de kruin aanwezig is, kan een erosie van het waterkerings­profiel in maatgevende omstandigheden tot zekere hoogte worden geaccepteerd. Dit betekent dat dan met de waterkering strijdige elementen zoals bomen en dergelijke in het waterkeringsprofiel kunnen worden toegelaten. Voorwaarden hierbij zijn:
  • het hoge terrein aansluitend aan de kruin moet een hoogte hebben van minstens 0,30 m (0,10 m NAP daling/seculaire zetting en 0,20 m onzekerheidsmarge) boven maatgevend hoog water (MHW)
  • er moet na erosie een restprofiel binnen de keurzone aanwezig zijn met een kruin op deze zelfde hoogte, een kruinbreedte van 3 m op niveau ontwerppeil en een voldoend stabiel binnenbeloop. Het erosieprofiel kan worden afgeleid van het evenwichtsprofiel, dat bij duinafslag ontstaat (beneden MHW - 1 m talud 1 : 2,5, boven MHW - 1 m talud 1: 20). Een vergelijkbaar profiel ontstaat in de loop van de tijd ook bij gorzen (samenhangende gronden).
    Het toepassen van dit restprofiel vanaf de rivierbodem leidt tot onwaarschijnlijk grote erosie. Doordat erosie­ materiaal mogelijk op diepe delen onder water zal leiden tot aanzanding en omdat aan de waterzijde enige verdedi­ging tegen erosie aanwezig is, kan er van worden uitgegaan dat beneden een bepaalde diepte geen erosie meer plaatsvindt. Gekozen is hierbij voor een hoogte van H, waarbij H het hoogteverschil is tussen rivierbodem en dijktafelhoogte. Het voorgaande leidt tot het in figuur 6 aangegeven restprofiel.
fig6
Figuur 6. Voorbeeld afslagprofiel.
  • De aanwezig binnendijkse te beschermen bebouwing moet bij maximale erosie intact blijven.
  • Het risico van kruisende leidingen (water, gas en riole­ring) moet worden beperkt door het plaatsen van afsluiters en waar nodig damwandschermen. Voor leidingen moet gerekend worden met ontgrondingen tot 0,5 m onder de leidingen.

In deze benadering van het restprofiel is het duurzaamheidsaspect verzekerd. Het profiel beschrijft de uiteindelijke toestand.

Beoordelingsprofiel

Het begrip beoordelingsprofiel is geïntroduceerd met als enig doel een gewogen oordeel te kunnen geven of bestaande bebouwing en bomen op een waterkering gedurende de restlevensduur getolereerd kunnen worden.

Bij een nadere uitwerking van de filosofie met betrekking tot dit beoordelingsprofiel is de definitie van het begrip essentieel.

In de definitie van de Commissie Boertien is sprake van een op zichzelf volledig de waterkerende functie kunnen vervul­len.

Deze formulering geeft in die zin kans op misverstanden dat zou kunnen worden gedacht dat het werkelijk aanwezige profiel is overgedimensioneerd.

Dit is nu allerminst het geval. Het is niet de bedoeling dat het beoordelingsprofiel zondermeer de waterkerende functie volledig vervuld. Wel moet worden geëist dat, als door de aanwezigheid van niet-waterkerende objecten, of het falen daarvan, een van de functies van (een onderdeel van) de waterkering faalt (bijvoorbeeld de erosiebescherming op het binnen­ talud), het aanwezige beoordelingsprofiel een garantie biedt dat ter plaatse tijdelijk voldoende veiligheid wordt geboden.

Aldus zou het beoordelingsprofiel als volgt moeten worden gedefinieerd.

Definitie
Het beoordelingsprofiel is een denkbeeldig minimum profiel van gedefinieerde afmetingen dat binnen het werkelijk aanwezige profiel moet passen. Dit profiel mag niet door niet-waterkerende objecten worden doorsneden en moet de garantie bieden dat falen van een onderdeel van de waterkering, ten gevolge van de aanwezigheid van het object, niet onmiddellijk tot falen van de waterkering leidt.

fig7
Figuur 7. Theoretisch profiel volgens Boertien (overgenomen uit Toetsing uitgangspunten rivierdijkversterkingen).

Bron

Handreiking constructief ontwerpen bijlagen 2 - 5 (L9a)

Hoofdstuk
Beoordelingsprofiel
Auteur
Viergever M.A., D. Stamm
Organisatie auteur
Grondmechanica Delft Afdeling Grondconstructies
Opdrachtgever
Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen
Verschijningsdatum
Maart 1994
PDF

Over versie 1.0: 29 juni 2018

Tekst is letterlijk overgenomen uit brondocument.