Van falen van een zandige waterkering, via doorbreken naar overstromen
De aanname dat falen van de waterkering automatisch leidt tot overstromen, blijkt voor duinwaterkeringen niet in alle gevallen op te gaan. Voor duinen is het daarom nuttig om onderscheid te maken tussen falen en doorbreken. Het falen heeft daarbij betrekking op de (fysische of juridische) waterkering. Een duindoorbraak heeft daarbij betrekking op het doorbreken van het fysieke duingebied zodanig dat dit onherroepelijk leidt tot inundatie van (een deel van) het achterland. In dat geval kan ook worden aangenomen dat de overstromingskans (voor een alleen uit een duintraject bestaande waterkering) gelijk is aan de doorbraakkans van de zandige waterkering op dit traject.
In dat geval kan ook worden aangenomen dat de overstromingskans van het achterland voor een alleen uit een duintraject bestaande waterkering gelijk is aan de doorbraakkans van de zandige waterkering op dit traject. De uiteindelijke overstromingskans van het achterland wordt ook bepaald door andere trajecten in de dijkring en kleinere keringen in het dijkringgebied.
Er zijn ook situaties denkbaar waarbij een duindoorbraak van een fysiek duingebied niet leidt tot overstroming zoals hierboven gedefinieerd doordat het binnenland amper inundeert. Bijvoorbeeld als het achterland relatief hoog ligtof als de periode tussen doorbraak en het moment waarop de storm (met name de waterstand) weer gaat liggen te kort is om het achterland (volledig) onder te laten lopen.
Met name in bredere duingebieden kan dit relevant zijn. Een andere situatie waar falen niet hoeft te leiden tot overstroming is als het in de legger gedefinieerde waterstaatswerk slechts een deel van het volledige duingebied beslaat (zie ook het artikel Fysieke versus juridische begrenzing van een duinwaterkering). In dat geval resulteert het falen van de (juridische) waterkering niet automatisch in een duindoorbraak en een overstroming van het achterland. Een voorbeeld hiervan wordt getoond in Figuur 1.
Figuur 1 Schematische weergave van een fictief profiel van een duinwaterkering, met relevante begrippen in relatie tot overstromingskans versus faalkans en juridische versus fysieke begrenzingen van de waterkering.
Als een dijkring uit meer trajecten dan het betreffende duintraject bestaat, is de totale overstromingskans van het achterland ook afhankelijk van de andere trajecten.