Zoeken in deze site

Inhoudsopgave


Bepalen van karakteristieke waarden

Wat is het

Bij semi-probabilistische analyses wordt gebruik gemaakt van karakteristieke waarden. Dit zijn meestal 5% boven- of ondergrenzen van een parameter. Afhankelijk van het veiligheidsformat kunnen het ook nominale (verwachtingswaarden), defaultwaarden- of karakteristieke waarden van het gemiddelde zijn. De bepaling varieert afhankelijk van de soort statistiek die wordt toegepast. Onderscheid moet gemaakt worden naar de volgende situaties:

  • Waarnemingsreeks is een lokaal of regionaal gegevensbestand.
  • Waarde betreft een individuele punt-waarde of een laaggemiddelde-waarde.
  • Waarnemingen worden opgevat als normaal-verdeeld of als log-normaal-verdeeld.

Hoe te bepalen

De karakteristieke waarden kunnen bepaald worden door middel van onderstaande rekenwijze:

Waarin:

pkar Karakteristieke waarde van de parameter.

pgem Rekenkundig gemiddelde van de waarnemingen.

σ­­p Standaardafwijking van de waarnemingen.

N Aantal waarnemingen [-].

Γ­2 Variantiereductiefactor [-].

t0,95N-1 Student t-factor [-].

Met de student t-factor wordt verdisconteerd dat zowel het rekenkundige gemiddelde als de standaardafwijking slechts schatters zijn van de verwachtingswaarde en de standaardafwijking van de parameter. In onderstaande tabel zijn enkele t-waarden gegeven. De waarde van Γ2 is afhankelijk van de soort statistiek (punt, laaggemiddelde of regionaalgemiddelde). Deze waarde varieert van Γ2= 1 naar 0,0 tot 0,25 in het laatste geval [Leidraad, 1989].

Graphical user interface, application, table, Excel Description automatically generated
Tabel t-waarden voor student t-factor.

Parameterbepaling deklaagdikte

De deklaagdikte betreft lokale lage waarden. De toe te passen vorm van statistiek is daarmee puntstatistiek. Hierop is geen sprake van uitmiddeling. Derhalve geldt voor de bepaling van de deklaagdikte Γ2 = 1,0.

Parameterbepaling dikte watervoerend pakket

De dikte van het watervoerend pakket betreft lokale hoge waarden. De toe te passen vorm van statistiek is daarmee puntstatistiek. Hierop is geen sprake van uitmiddeling. Derhalve geldt voor de bepaling van de dikte van het watervoerend pakket Γ2= 1,0.

Parameterbepaling polderpeil

Het polderpeil betreft lokale lage waarden. De toe te passen vorm van statistiek is daarmee puntstatistiek. Hierop is geen sprake van uitmiddeling. Derhalve geldt voor de bepaling van het polderpeil Γ2 = 1,0.

Parameterbepaling kwelweglengte

De kwelweglengte betreft lokale lage waarden. De toe te passen vorm van statistiek is daarmee puntstatistiek. Hierop is geen sprake van uitmiddeling. Derhalve geldt voor de bepaling van de kwelweglengte Γ2 = 1,0.

Parameterbepaling verzadigd volumegewicht deklaag

Het volumegewicht van de deklaag betreft lokale lage waarden. De toe te passen vorm van statistiek is daarmee puntstatistiek. Hierop is geen sprake van uitmiddeling. Derhalve geldt voor de bepaling van het verzadigd volumegewicht van de deklaag Γ2 = 1,0.

Parameterbepaling korrelgrootte

De d70 betreft lokale lage waarden. De toe te passen vorm van statistiek is daarmee puntstatistiek. Variatie van de d70 vindt plaats over zeer korte lengteschaal. Een erosiekanaal zoekt hierbij de weg van de minste weerstand. Daardoor is hierop geen sprake van uitmiddeling. Derhalve geldt voor de bepaling van de d70 Γ2 = 1,0.

Parameterbepaling doorlatendheid watervoerend pakket

De doorlatendheid betreft een hoog karakteristieke waarde van de gemiddelde pakketdoorlatendheid. Variatie van de doorlatendheid vindt plaats over zeer korte lengteschaal. Deze lengteschaal is soms kleiner dan de afmeting van een proef. De afmeting van een proef verschilt sterk tussen een laboratoriumproef (circa 0,001 m3) en een pompproef (>100.000 
m3). Daarmee is de afmeting van de proef bepalend.

Metingen van de doorlatendheid middels een pompproef omvatten het gehele dwarsprofiel van een dijk. Daardoor is hierop geen sprake meer van uitmiddeling binnen een dwarsprofiel. Derhalve geldt voor de bepaling van de doorlatendheid middels pompproeven Γ2 = 1,0.

Metingen van de doorlatendheid middels een kleinschalige proef (laboratoriumproef/HPT) omvat een fractie van het dwarsprofiel van een dijk. Daardoor is hierop wel sprake van uitmiddeling binnen een dwarsprofiel. Derhalve geldt voor de bepaling van de doorlatendheid middels kleinschalige proeven Γ2 = 0,25.

Parameterbepaling slibfractie

De slibfractie betreft lokale lage waarden. De toe te passen vorm van statistiek is daarmee puntstatistiek. Variatie van de slibfractie is nog onbekend, maar vermoedelijk over zeer korte lengteschaal. Een erosiekanaal zoekt hierbij de weg van de minste weerstand. Daardoor is hierop geen sprake van uitmiddeling. Derhalve geldt voor de bepaling van de slibfractie Γ2 = 1,0.

Parameterbepaling responsfactor

De responsfactor betreft lokale hoge waarden. De toe te passen vorm van statistiek is daarmee puntstatistiek. Hierop is geen sprake van uitmiddeling. Derhalve geldt voor de bepaling van de responsfactor Γ2 = 1,0.

Literatuur

Leidraad voor het ontwerpen van rivierdijken : Deel 2 - Benedenrivierengebied. Technische Adviescommissie voor de Waterkeringen (TAW), januari 1989.

Versies