Zoeken in deze site

Inhoudsopgave


Doorlatendheid deklaag voor- en achterland

Wat is het

De doorlatendheid (en dikte) van de deklaag in het voor- en achterland heeft een sterke invloed op de opbouw van waterspanningen in de watervoerende pipinggevoelige zandlagen in het achterland, en is daarmee van belang voor opbarsten, heave en terugschrijdende erosie.

De deklaag in het voor- en achterland bestaat veelal uit een cohesief materiaal. Bij een waterstand/stijghoogteverschil over een deklaag stroomt water door de laag heen. Hoeveel water door de laag heen stroomt wordt bepaald door:

  • De dikte van de laag.
  • De specifieke doorlatendheid van het materiaal.

De specifieke doorlatendheid is een functie van onder andere:

  • De materiaaleigenschappen: hoeveelheid zand of organische stof.
  • Het niveau van de dagelijkse grondwaterstand.

Hoe te bepalen

Het bepalen van de doorlatendheid van de deklaag in het voor- en achterland kan door:

  • Het hanteren van kentallen voor de doorlatendheid van specifieke grondsoorten in combinatie met de dikte van de deklaag op basis van grondonderzoek.
  • Het direct (in het veld) meten van de doorlatendheid. Dit is lastig aangezien kleine schaalproeven niet altijd de juiste informatie geven over de bulkdoorlatendheid van de deklaag.

Aandachtspunten

  • De doorlatendheid van het voorland is relevant voor het bepalen van de fictieve voorlandlengte. Zie hiervoor het artikel Intredepunt piping.
  • De leklengte van het achterland is een maat voor de afstand waarover de stijghoogte richting het achterland afneemt als gevolg van kwel door de deklaag. Bij een korte leklengte is sprake van een snelle afname van de stijghoogte. De dikte (D­wp) en doorlatendheid (k­wp) van het watervoerend pakket en de dikte (Ddeklaag) en doorlatendheid (kdeklaag) van de deklaag bepalen de leklengte. Een hogere kdeklaag kleinere D­deklaag leiden tot een kortere leklengte. Wanneer in het achterland sloten die insnijden in het WVP, of drainage aanwezig zijn leidt dit tot een sterkere afname van de stijghoogte dan met de leklengte alleen berekend zou worden.
  • De aanwezigheid van watergangen in het achterland, voorbij het uittredepunt, leidt tot een lagere stijghoogte. Dit aspect is met name van belang bij diepe kanalen die een groot deel van de deklaag doorsnijden.

Gerelateerde artikelen

Versies