Zoeken in deze site

Inhoudsopgave


Benodigde schematiseringen voor stabiliteitsanalyses

De (in dit artikel beschouwde) benodigde schematiseringen voor een stabiliteitsanalyse hebben betrekking op:

  1. De opbouw van de dijk en de ondergrond.
  2. De waterspanningen in de onderkende grondeenheden.

Doorgaans zijn waterspanningen in en onder de dijk het gevolg van zaken die zich in de omgeving van de dijk afspelen. Bijvoorbeeld, respons op rivierwaterstanden, op grondwaterpeilbeheer en neerslag, maar ook verkeersbelasting op de dijk. Voor het schematiseren van waterspanningen voor een stabiliteitsanalyse is het daarom nodig de (geohydrologische) systeemwerking en de erbij behorende geohydrologische parameters van de dijk, de ondergrond en de omgeving te kennen.

Ruwweg gezegd moet deze schematisering één (of meer) afbeelding(en) opleveren, zoals de in figuur 1 getekende dwarsdoorsnede van de dijk, die representatief is (zijn) voor de op mechanisme afschuiven te onderzoeken dijkstrekking.

Figuur met dwarsdoorsnede van dijklichaam gelegen op, van boven naar beneden, een slappe kleilaag, een tussenzandlaag, een klei- veenpakket en een diepe zandlaag. Achter de dijk is in schematisch aangegeven stijgbuizen de stijghoogte van het grondwater in de verschillende lagen weergegeven.
Figuur 1  Schematisering van de opbouw van een dijk en de ondergrond voor de controle op het mechanisme afschuiven

De schematisering(en), scenario(’s) vormt (vormen) de invoer voor het rekenmodel of de rekenmodellen waarmee de stabiliteitsanalyses worden uitgevoerd. De keuze van het rekenmodel is afhankelijk van verschillende factoren. Voor het controleren van de veiligheid tegen ‘ondiepe’ afschuivingen wordt in de praktijk doorgaans het glijcirkel evenwichtsmodel volgens Bishop gebruikt. In de situatie die in figuur 1 is geschetst (tussenzandlaag niet in contact met de rivier) is dit een goede keuze.

Staat de tussenzandlaag in het voorbeeld in figuur 1 in contact met de rivier, dan bestaat de kans dat bij hoge rivierstand de binnendijkse deklaag (rechts van de dijk in figuur 1) opdrijft. Daardoor kan een diepere, langgerekte afschuiving, dus niet cirkelvormig, het meest kritisch zijn. In dat geval zal de voorkeur gegeven worden aan het gebruik een rekenmodel dat speciaal voor zulke situaties is ontwikkeld (LiftVan). Wanneer ook vervormingen berekend moeten worden, dan is een numeriek rekenmodel (eindige elementen model) gebaseerd op vervormingen en evenwicht aangewezen.

Voor alle drie de rekenmodellen is een schematisering van grondlagen en waterspanningen, zoals aangegeven in figuur 1, vereist. Wel kunnen voor verschillende berekeningsmodellen verschillende typen van grondeigenschappen binnen de onderscheiden grondlagen nodig zijn. Voor een nadere beschrijving van de rekenmodellen en de hiervoor benodigde grondparameters wordt verwezen naar de verschillende rekenmodellen, zie Rekenmodellen voor afschuiven langs een diep glijvlak.

Over versie 1.0: 25 februari 2025