Dit artikel behandelt hoe stapsgewijs steeds nauwkeuriger parameterwaarden kunnen worden bepaald voor de ongedraineerde schuifsterkte.
Van grof naar fijn werken
In dit artikel wordt ingegaan op de parameters die betrekking hebben op de ongedraineerde schuifsterkte. Dat zijn de ongedraineerde schuifsterkte ratio S, de sterktetoename-exponent m, en de grensspanning σ’vy (die met de pre-overburden pressure POP en de overconsolidatieratio OCR samenhangt, zie het artikel Grensspanning, OCR en POP). De volgende stappen kunnen worden doorlopen om deze parameters te bepalen:
Toepassen van standaardwaarden voor S Normaal geconsolideerde ongedraineerde schuifsterkteratio [-], m Sterktetoename-exponent [-] en POP Pre overburden pressure [kN/m2] (de laatste om de grensspanning σ’vy Grensspanning [kN/m2] te bepalen).
Verfijnen door de pre-overburden pressure POP Pre overburden pressure [kN/m2] of grensspanning σ’vy Grensspanning [kN/m2] te bepalen uit beschikbare sonderingen met conservatieve correlaties.
Verfijnen met veld- en laboratoriumonderzoek en specifieke correlaties.
Stap 1: Toepassen van standaardwaarden
Voor de eerste stap van een stabiliteitsanalyse is voor het bepalen van schuifsterkteparameters nog geen gegevensinwinning nodig. Voor de ongedraineerde schuifsterkte ratio S en de sterktetoename-exponent m zijn standaardwaarden beschikbaar (zie de betreffende links). Dit zijn realistische (niet-conservatieve) schattingen die zijn gerelateerd aan geologische afzetting, grondsoortbeschrijving en volumegewicht. In tegenstelling daarmee wordt voor het bepalen van de grensspanning σ’vy voor de eerste stap van de beoordeling wel een voorzichtige (conservatieve) standaardwaarde van de pre-overburden pressure (POP) gebruikt. De grensspanning is een parameter met veel variatie. Zonder lokaal onderzoek kan daarom alleen een voorzichtige schatting worden gegeven.
Een eerste veilige schatting van de grensspanning volgt uit:
σ’vy Grensspanning [kN/m2] = σ’vi In situ verticale effectieve spanning [kN/m2] + POP Pre overburden pressure [kN/m2]
Waarin:
σ’vi In situ verticale effectieve spanning [kN/m2] In-situ effectieve verticale spanning onder normale gemiddelde omstandigheden [kN/m2].
POP Pre overburden pressure [kN/m2] Pre overburden pressure [kN/m2].
De onderstaande tabel geeft indicatieve waarden voor POP Pre overburden pressure [kN/m2] voor enkele veel voorkomende afzettingen en grondsoorten. De waarden in de tabel zijn gebaseerd op laboratoriumproeven van diverse projecten. In de tabel is ook de koppeling met de SOS-eenheden gemaakt. Deze waarden gelden voor dagelijkse omstandigheden met normale gemiddelde buitenwaterstand.
Tabel Indicatieve waarden voor POP voor enkele veel voorkomende afzettingen en grondsoorten. Waarden gelden voor dagelijkse omstandigheden met normale gemiddelde buitenwaterstand. 1) Met ‘diep’ is bedoeld onder het Hollandveen en ‘ondiep’ is boven het Hollandveen. Als Hollandveen afwezig is, kan voor ‘ondiep’ de bovenste 3 m vanaf maaiveld worden aangehouden. 2) Bij de karakteristieke waarden is rekening gehouden met het effect van uitmiddeling van onzekerheid langs een schuifvlak.
In de software Riskeer worden de waarden van de POP Pre overburden pressure [kN/m2] voor de effectieve spanningscondities bij de waterstand bij de norm (of voor probabilistische berekeningen een andere verhoogde buitenwaterstand), omgerekend uit de ingevoerde waarden van POP Pre overburden pressure [kN/m2], die horen bij de normale gemiddelde situatie. De software doet dit op basis van het berekende verschil in waterspanningen en effectieve spanningen voor de situatie met de normale gemiddelde buitenwaterstand en voor de situatie met de hoogwaterstand.
De variatiecoëfficiënt van POP Pre overburden pressure [kN/m2] (en grensspanning) bedraagt 0,45 voor Hollandveen en dijksmateriaal en 0,30 voor de overige afzettingen (rekening houdend met uitmiddeling van onzekerheid langs een schuifvlak). Voor de bepaling van de karakteristieke waarde kan worden uitgegaan van N Aantal (onafhankelijke waarnemingen) [-] = 20.
De verwachtingswaarden in de tabel zijn relatief laag ten opzichte van de totale bandbreedte en de karakteristieke ondergrenswaarden zijn relatief laag ten opzichte van de verwachtingswaarden. Dit laat enerzijds zien dat er veel onzekerheid is. Anderzijds geven de grote bandbreedte en de verschillen tussen verwachtingswaarden en karakteristieke ondergrenswaarden ook aan dat aanvullend onderzoek mogelijk tot optimalisatie kan leiden.
Indien na het uitvoeren van stap 1 optimalisatie van de uitgangspunten nodig is, is het raadzaam om met gevoeligheidsberekeningen te onderzoeken welke optimalisatie het meest effectief is en ook haalbaar is.
Stap 2: Verfijnen POP Pre overburden pressure [kN/m2] of grensspanning op basis van sonderingen
De voor de hand liggende activiteit in de tweede stap van een stabiliteitsanalyse is het lokaal bepalen van de pre-overburden pressure of grensspanning. De standaardwaarden voor de grensspanning in de eerste stap zullen vrijwel altijd naar boven bijgesteld kunnen worden na het uitvoeren van vervolgonderzoek. Hiervoor kunnen sonderingen worden gebruikt. Er dienen twee raaien van sonderingen in lengterichting van de dijk beschikbaar te zijn, één raai in de kruin en één binnendijks (of buitendijks in geval van het mechanisme afschuiven langs een glijvlak buitenwaarts). Omdat het over veel data per sondering en in het algemeen ook om veel sonderingen gaat, is het aan te bevelen de sondeerresultaten digitaal beschikbaar te hebben. Met een voorzichtige standaard waarde voor een correlatiecoëfficiënt kan de grensspanning uit de sonderingen worden afgeleid.
De sonderingen zijn bedoeld om op een groot aantal locaties in een dijkvak, SOS-segment of dijktraject de schuifsterkte van de grond te meten. Met de correlaties kan voor iedere sondering op een willekeurige plaats de lokale ongedraineerde schuifsterkte worden vastgesteld. Op basis hiervan wordt de lokale waarde van de grensspanning of POP Pre overburden pressure [kN/m2] bepaald. Deze lokaal bepaalde POP Pre overburden pressure [kN/m2] of grensspanning wordt met een statistische bewerking omgerekend naar een karakteristieke ondergrenswaarde van POP Pre overburden pressure [kN/m2] op het niveau van een dijkvak, SOS-segment of dijktraject. Zie voor meer details: Ongedraineerde sterkte bepalen uit correlaties met sonderingen.
De pre-overburden pressure of grensspanning kan ook worden bepaald met behulp van samendrukkingsproeven (oedometer proef of constant rate of strain proef). Hiervoor zijn boringen met ongeroerde monstername nodig.
Een lokale waarde van de grensspanning of POP Pre overburden pressure [kN/m2] kan alleen worden toegepast als er op de schaal van een potentieel schuifvlak voldoende steekproeven (sonderingen of laboratorium proeven) zijn.
De lokale waarde van de POP Pre overburden pressure [kN/m2] wordt samen met de generiek bepaalde parameters S Normaal geconsolideerde ongedraineerde schuifsterkteratio [-] en m Sterktetoename-exponent [-] in de stabiliteitsberekeningen toegepast.
Als nieuwe waarden voor de grensspanning dan wel POP Pre overburden pressure [kN/m2] zijn bepaald, kunnen hiermee de berekeningen van de eerste stap van de stabiliteitsanalyse worden herberekend.
Stap 3: Verfijnen sterkteparameters met locatie-specifieke correlaties
In stap 3 kunnen de voorzichtige correlaties uit stap 2 worden aangescherpt door het uitvoeren van veld- en laboratoriumonderzoek, bestaande uit boringen, nauwkeurige sonderingen met meting van de waterspanning, triaxiaalproeven op klei, direct simple shear proeven op veen en samendrukkingsproeven. Met gebieds-specifieke correlaties kunnen de waarden van de pre-overburden pressure of grensspanning nogmaals omhoog worden bijgesteld. Meer hier over in Ongedraineerde sterkte bepalen uit correlaties met sonderingen en Gebiedspecifiek transformatiemodel voor ongedraineerde sterkte uit sonderingen.
In deze derde stap is uitgebreid veld- en laboratoriumonderzoek nodig. Op basis van alle data worden de schuifsterkteratio S Normaal geconsolideerde ongedraineerde schuifsterkteratio [-] en de sterktetoename-exponent m Sterktetoename-exponent [-] bepaald. Daarnaast worden op basis van de onderzoeksresultaten correlaties opgesteld tussen de laboratoriumresultaten en de sondeerweerstand. Met deze parameters en aangescherpte correlaties kan de beoordeling van het mechanisme afschuiven worden uitgevoerd. Uiteraard kan er ook voor worden gekozen om eerst alleen de parameters S Normaal geconsolideerde ongedraineerde schuifsterkteratio [-] en m Sterktetoename-exponent [-] te optimaliseren op basis van de laboratoriumresultaten en in een vervolgstap de correlatie met de sondeerweerstand pas te optimaliseren.
De sonderingen kunnen eventueel ook alleen worden gebruikt om de ruimtelijke variabiliteit van de schuifsterkte in kaart te brengen en te onderzoeken of er trends in de variabiliteit van de schuifsterkte aanwezig zijn, zie het artikel Ruimtelijke variabiliteit van de sondeerweerstand. Vervolgens kunnen op basis van deze analyse de locaties voor de boringen worden gepland. Door de locaties van de boringen te kiezen op basis van het sondeeronderzoek, kan ervoor worden gezorgd dat de laboratoriumproeven zowel sterkere als zwakkere locaties vertegenwoordigen. De schuifsterkte parameters worden alleen bepaald op basis van de laboratoriumproeven op ongeroerde monsters uit de boringen. Door deze aanpak heeft de onzekerheid van de correlatie tussen de sondeerweerstand en de ongedraineerde schuifsterkte (zie Ongedraineerde sterkte bepalen uit correlaties met sonderingen) geen invloed op de karakteristieke waarden van de schuifsterkte parameters. In situaties waar er aanwijzingen zijn dat er lokaal zwakkere zones zijn met afmetingen in de orde van grootte van een potentieel afschuifvlak kan deze aanpak niet worden gevolgd (zie het artikel Ruimtelijke variabiliteit van de sondeerweerstand).
Ook in deze stap geldt dat de pre-overburden pressure of grensspanning ook kan worden bepaald met samendrukkingsproeven (oedometer proef of constant rate of strain proef).
Voor het uitvoeren van deze stap 3 is het efficiënt om als waterkeringbeheerders samen te werken. Tot nu toe is het gebruikelijk dat waterkeringbeheerders ieder voor zich alle benodigde grondmechanische gegevens verzamelen. Door samen te werken kan de omvang van het grondmechanisch onderzoek worden beperkt. Nederland kan grofweg worden ingedeeld in een beperkt aantal geologische deelgebieden. Binnen deze geologische deelgebieden kunnen gegevens van de ondergrond van verschillende beheerders worden uitgewisseld, omdat de SOS-eenheden en grondsoorten die in de beheersgebieden/dijkringen voorkomen grotendeels overeenkomen. Om samen te werken is het wel van belang dat de data op een uniforme wijze verzameld en opgeslagen wordt. Wanneer de grondmechanische gegevens onderling vergelijkbaar zijn, bevordert dit ook de vergelijkbaarheid van de stabiliteitsanalyses.