Zoeken in deze site

Inhoudsopgave


Sonderingen (en de verschillende typen) voor de grondopbouw (incusief correlaties)

De meest gebruikte toepassing van de elektrische druksondering (of kortweg sondering) is de bepaling van de bodemopbouw (laagscheidingen en classificatie van grondlagen). De methode is (inter)nationaal gestandaardiseerd; uitvoering conform NEN-EN-ISO 22476-1 en classificatie conform NEN-EN-ISO 22476-2.

Bij een sondering wordt de weerstand gemeten, die een conusvormig element ondervindt bij het wegdrukken in grond, bij een gestandaardiseerde penetratiesnelheid. Op basis van de gemeten conusweerstand kan onderscheid gemaakt worden tussen draagkrachtige (zand)lagen en minder draagkrachtige (veen- of klei)lagen. Met behulp van een kleefmeting (ofwel meting van de plaatselijke wrijvingsweerstand) kan bovendien onderscheid gemaakt worden tussen klei- en veenlagen met eenzelfde conusweerstand. Afhankelijk van de sondeerklasse wordt de waterspanning en helling gemeten. Daarnaast is de nauwkeurigheid en meetintensiteit afhankelijk van de sondeerklasse. De verschillende sondeerklassen zijn toegelicht in onderstaande tabel.

Tabel 1 Overzicht sondeerklassen.

Toepassing klasse

Test type Gemeten parameter Toegestane minimum nauwkeurigheida Maximum lengte tussen metingen Grondsoortb

Interpretatie /evaluatiec

1 TE2

Conusweerstand

Mantelwrijving

Waterspanning

Helling

Sondeerlengte

35 kPa of 5%

5 kPa of 10%

10 kPa of 2%

0,1 m of 1%

20 mm A G,H
2

TE1

TE2

Conusweerstand

Mantelwrijving

Waterspanningd

Helling

Sondeerlengte

100 kPa of 5%

15 kPa of 15%

25 kPa of 3%

0,1 m of 1%

20 mm

A

B

C

D

G,H*

G,H

G,H

G,H

3

TE1

TE2

Conusweerstand

Mantelwrijving

Waterspanningd

Helling

Sondeerlengte

200 kPa of 5%

25 kPa of 15%

50 kPa of 5%

0,2 m of 2%

50 mm

A

B

C

D

G

G,H*

G,H

G,H

4 TE1

Conusweerstand

Mantelwrijving

Sondeerlengte

500 kPa of 5%

50 kPa of 20%

0,2 m of 2%

50 mm

A

B

C

D

G*

G*

G*

G*

NOTE: Voor uiterst slappe gronden zijn soms nog hogere nauwkeurigheden noodzakelijk.

  1. De toegestane minimum nauwkeurigheid van de gemeten parameters is de grootste van de twee genoemde. De relatieve nauwkeurigheid geldt voor de gemeten waarden en niet voor het meetbereik.
  2. Volgens ISO 14688-2:
    • A Homogene gronden bestaande uit zeer slappe tot stijve kleien en silt (qc Gemeten conusweerstand [kN/m2] < 3 MPa).
    • B Gemengde bodemprofielen met slappe tot stijve kleien (qc Gemeten conusweerstand [kN/m2] ≤ 3 MPa) en matig dicht zand (5 MPa ≤ qc Gemeten conusweerstand [kN/m2] < 10 MPa).
    • C Gemengde bodemprofielen met stijve kleien (1,5 MPa ≤ qc Gemeten conusweerstand [kN/m2] < 3 MPa) en zeer dicht zand (qc Gemeten conusweerstand [kN/m2] > 20 MPa).
    • D Zeer stijve tot harde kleien (qc Gemeten conusweerstand [kN/m2] ≥ 3 MPa) en zeer dicht grof grond (qc Gemeten conusweerstand [kN/m2]≥ 20 MPa).
  3. Interpretatie:
    • G Vaststelling bodemprofiel en bepaling van grondsoort met een laag niveau van onzekerheid.
    • G* Indicatieve vaststelling bodemprofiel en bepaling van grondsoort met een hoog niveau van onzekerheid.
    • H Interpretatie met betrekking tot ontwerp met een laag niveau van onzekerheid.
    • H* Interpretatie met betrekking tot ontwerp met een hoog niveau van onzekerheid.
  4. Waterspanning kan alleen worden gemeten als TE2 wordt toegepast.

Classificatie van sonderingen kan worden uitgevoerd met bijvoorbeeld een Robertson-interpretatie [Robertson, 2016]. Om de grondopbouw af te leiden kunnen sonderingen geïnterpreteerd worden en eventueel in een geotechnische lengteprofiel geplaatst worden. Hiermee kan in lengte- en dwarsrichting de grondopbouw inzichtelijk worden gemaakt. Om de betrouwbaarheid van classificaties te controleren wordt aanbevolen om een vergelijking te maken met de resultaten van boringen op een aantal representatieve sondeerlocaties.

Literatuur

Robertson, P.K. Cone penetration test (CPT)-based soil behaviour type (SBT) classification system : An update. Canadian Geotechnical Journal 53(12) 1910-1927, December 2016.

Versies