In aanvulling op het artikel Meet- en onderzoekstrategie voor de grondopbouw kan aanvullend onderzoek worden uitgezet om de in Definitie (grond)laageigenschappen genoemde geotechnische en geohydrologische eigenschappen in kaart te brengen.
Onderzoeken
Hiervoor kunnen specifieke onderzoeken worden ingezet:
1. (Specifieke) sonderingen:
- Om een grensspanningsprofiel te bepalen (eventueel met waterspanningsmeting).
- HPT (hydraulic profiling tool) / (A)MPT (anisotrope minipomptest) sonderingen om de (relatieve) doorlatendheid in beeld te brengen.
- Om de state parameter (Ψ- een maat voor de pakking van een zandlaag) af te leiden (eventueel met waterspanningsmeting).
2. Monstername en beproeving:
- Van de korrelverdeling om een inschatting van de doorlatendheid te bepalen (NB: waar bij piping vooral eigenschappen van de bovenkant van de zandlaag worden ingewonnen, is het voor de laageigenschappen vooral van belang om een representatief beeld over de grondlaag te verzamelen).
- Uitvoeren constant rate of strain (CRS) proef of een samendrukkingsproef ten behoeve van het bepalen van de grensspanning.
3. Geohydrologische metingen om de doorlatendheid (direct of indirect) of weerstand van de deklaag te meten:
- Peilbuismetingen/grondwater(spannings)metingen.
- Pomp- en putproeven.
- Infiltratieproeven.
Welk onderzoek het beste kan worden ingezet is in grote mate afhankelijk van de informatiebehoefte (vanuit de specifieke mechanismen) en beschikbaarheid. Indien er geohydrologische modellen zijn of worden opgesteld, zijn bijvoorbeeld peilbuismetingen nodig voor de kalibratie van het model.