Met grondeigenschappen worden hier de parameters bedoeld waarmee de geotechnische eigenschappen (of toestand) van de ondergrond worden gekarakteriseerd die gebruikt worden in een analyse van een faalmechanisme.
De grondeigenschappen kunnen worden gebaseerd op:
- Aannamen, gekoppeld aan een classificatie van de betreffende grondlaag, bijvoorbeeld het afzettingsmilieu. Deze aannamen kennen meestal een flinke onzekerheid.
- Metingen in het veld of op in het veld genomen monsters die worden beproefd in het laboratorium.
In dit artikel wordt ingegaan op het grondonderzoek gericht op het bepalen van grondeigenschappen. Aanwijzingen hoe te komen tot een geschikte ondergrondschematisatie zijn opgenomen in het artikel Schematiseren van de ondergrond. Methoden om waterspanningen en stijghoogten te meten en de metingen te analyseren worden beschreven in de volgende artikelen: Instrumenten om waterspanningen te meten, Lekfactor of leklengte, Interpretatie van peilbuiswaarnemingen bij het onderstromen van hoog voorland en Modellen van het stijghoogteverloop in een zandlaag onder een ondoorlatende dijk.
Er bestaan geen eenduidige recepten voor het opzetten van grondonderzoek en de benodigde dichtheid van grondonderzoekpunten. De hoeveelheid grondonderzoek volgt uit de onzekerheden in de schematisatie van de ondergrond die nog bestaan na inventarisatie van de beschikbare gegevens. Verzamelen van ondergrondgegevens, al dan niet uit grondonderzoek en het op basis van die gegevens schematiseren is een iteratief proces. Uit een eerste gegevensinventarisatie/grondonderzoek volgen indicatieve schematiseringen en tevens de onzekerheden in die schematiseringen. Het reduceren van die onzekerheden kan via gericht extra grondonderzoek. Of dit zinvol is, zie ook Basisopzet van grondonderzoek, hangt mede af van het (verwachte) effect van deze onzekerheden in de faalmechanisme-analyses.
De uitvoering en interpretatie van diverse relevante proeven om sterkteparameters te bepalen, is beschreven in de artikelen Hoek van inwendige wrijving bepalen uit metingen en Voorbeelden bepalen normaal geconsolideerde ongedraineerde schuifsterkte ratio S. Hoe uit sonderingen verschillende grondeigenschappen kunnen worden afgeleid wordt behandeld in Indicatie doorlatendheid uit waterspanningssonderingen en Ongedraineerde sterkte bepalen uit correlaties met sonderingen. Benodigde testen voor het bepalen van schuifsterkteparameters worden behandeld in het artikel Grondgedrag en rol van in situ toestand.
Voor wat de schuifsterkteparameters betreft kan een eerste beoordeling worden uitgevoerd op basis van de default-waarden die worden genoemd in het artikel Hoek van inwendige wrijving voor de gedraineerde sterkte en voor de ongedraineerde sterkte: stap 1 als genoemd in Stapsgewijs bepalen ongedraineerde schuifsterkteparameters. Wanneer de veiligheidsanalyse uitgaande van standaardwaarden leidt tot een te hoge overstromingskans, kan aanvullend veld- en laboratoriumonderzoek worden ingezet om de grondmechanische parameters te optimaliseren. Deze stapsgewijze aanpak is voor de ongedraineerde sterkte nader uitgewerkt in Stapsgewijs bepalen ongedraineerde schuifsterkteparameters.
Opgemerkt moet worden dat grondeigenschappen in de tijd als gevolg van diverse processen kunnen veranderen. Denk bijvoorbeeld aan rijping, kruip, samendrukking, veroudering, horizontale opspanning, veranderende waterspanningen e.d.