Inhoudsopgave


Veen

Definitie

De term veen wordt gebruikt voor lagen in de ondergrond die voornamelijk uit plantenresten bestaan. Deze lagen vormen zich wanneer de afbraaksnelheid van organisch materiaal langzamer gaat dan de productie van dit materiaal. Dit doet zich voor onder natte omstandigheden. Deze lagen zijn herkenbaar aan hun bruine kleur en het voorkomen van plantenresten. Het percentage organische stof ligt hoger dan 15% en het percentage lutum ligt lager dan 70%.

Veen komt veel voor in Nederland en veel dijken zijn gebouwd of veen, of bestaan zelf uit veen. Voor nadere beschrijvingen van veen kan gebruik worden gemaakt van het rapport Dijken op veen II [Erkens, G. et al, 2013].

Veen in Nederland

Veen komt in Nederland als dikke lagen aan de oppervlakte voor, alsook in pakketten afgewisseld met klei en zand. Dit wordt aangeduid als Hollandveen. In onderstaande figuur zijn de belangrijkste gebieden in Nederland weergegeven waar veen aan de oppervlakte voorkomt.

Daarnaast wordt aan de basis van de Holocene afzettingen vaak een dunne laag 'basisveen' of 'veen op grote diepte' aangetroffen, het zogenaamde Basisveen.

Hollandveen en Basisveen worden gerekend tot de Formatie van Nieuwkoop, zie ook Geologische beschrijving ondergrond.

Figuur met een kaart van Nederland met de gebieden met veen tot 1,2 m beneden maaiveld.
Figuur Veengebieden in Nederland tot mv -1,2 m (bron: bodemkaart van Nederland)

Basisveen

Er wordt aangenomen dat dit veen meegroeide met de waterspiegel rijzing vanaf het begin van het Holoceen, circa 10.000 jaar geleden. Aanvankelijk was er sprake van moerassen met open, zoet tot brak water waarin het veen zich ontwikkelde als beschreven in Ontstaan van Veen.

Na de vorming van het Basisveen is klei en/of zand afgezet bovenop het gevormde veen, waardoor het veen is gecomprimeerd tot maximaal circa 1/10 van de oorspronkelijke dikte van de laag.

Basisveen komt voor in het westen van Nederland, bovenop het Pleistocene zand, aan de basis van het Holoceen. De laagdikte is vaak niet groter dan circa 10 à 60 cm.

Hollandveen

Vanaf omstreeks 1800 vóór Christus begon zich opnieuw veen te vormen. Na de mesotrofe fase (artikel Ontstaan van veen) was de verdere ontwikkeling van het veen afhankelijk van neerslag (oligotrofe fase). De fasering zoals beschreven in Ontstaan van veen is dan ook niet overal in deze volgorde terug te vinden.

Hollandveen komt voor in het westen (Zuid-Holland, Noord-Holland en Utrecht), bovenop de fluviatiele afzettingen van de Formatie van Echteld of de mariene afzettingen van het Laagpakket van Wormer en noorden (Friesland, Overijssel en de veenkoloniën) van Nederland.

In iedere fase wordt de veenvorming in West Nederland sterk beïnvloed door de aanwezigheid van enkele rivieren (Oude Rijn, Oude IJssel) die anorganisch materiaal uit het achterland meevoeren en afzetten. Deze rivieren maken deel uit van de Rijn/Maas-delta. De laaggelegen gebieden achter natuurlijk gevormde oeverwallen vormen een goede ondergrond voor bosbegroeiing. Doordat deze gebieden regelmatig onderlopen is er sprake van een voedselrijke (eutrofe) situatie, waardoor de bosveenafzetting een hoog asgehalte heeft. Op enige afstand van de rivier wordt de toevoer van voedingsstoffen bepaald door de hoeveelheid neerslag. Bosveen van mesotrofe afkomst wordt aangetroffen langs de oevers van beken en rivieren die hun oorsprong hebben in het veengebied, zoals de Amstel en de Holendrecht. Rond 1200 na Christus was een groot gedeelte van West Nederland bedekt met lagen mosveen tot een dikte van 6 m. Tegenwoordig komt mosveen uitsluitend voor langs polderkaden, welke zijn overgebleven na de winning van veen voor brandstof. Mosveen was zeer geschikt als brandstof vanwege het lage asgehalte; op sommige plaatsen werd ook het zeggeveen afgegraven. De dikte van de veenlaag is, behalve door afgraving, afgenomen als gevolg van bemaling, in eerste instantie door windmolens, waardoor verdichting en verwering optrad. Over het algemeen is de dikte van het resterende zeggeveen en bosveen circa 5 m.

Nadat door menselijk ingrijpen de waterhuishouding werd beheerst, is aan het proces van veenvorming op de meeste plaatsen een eind gekomen.

Literatuur

Erkens, G. et al. Dijken op Veen II. Deltares, rapport 1208254-013-GEO- 0001, 2013.

Versies