Zoeken in deze site

Inhoudsopgave


Effect graafgangen op erosiebestendigheid grasbekleding op binnen- en buitentalud

De meest algemeen voorkomende gangen zijn ondiep (0,1 m) en worden gemaakt door mollen, muizen en woelratten. Ook diepere (0,25 – 0,4 m) gangen en soms holtes, zoals nest- en voorraadruimtes, komen voor. Konijnengangen kunnen voorkomen bij te dunne kleilagen, of bij plaatselijke afwezigheid van voldoende klei, op zanddijken. Deze gangen gaan dan door de eventueel nog aanwezige klei heen tot in de zandkern van de dijk. Ook bevers en muskusratten kunnen gangen graven die tot diep in de kern van de dijk gaan en daarmee door de beschermende kleilaag heen. Dit laatste moet altijd worden voorkomen of verholpen, indien er enige belasting kan worden verwacht door stroming, golven, of golfoverslag.

Uit golfgootproeven, golfoverslagproeven en veldwaarnemingen na hoogwaters is gebleken dat de algemeen voorkomende ondiepe (minder dan 0,15 m diep) graafgangen van mollen, woelratten en muizen geen grote invloed hadden op het falen van de toplaag door golfwerking of overslag.

In een golfgootproef met 0,3 m golven is van één proefstuk 1/4de m2 van het talud zo’n 70 mm ingezakt door de aanwezigheid van een ondiep muizennest (0,15 m) in en direct onder de zodelaag in zeer zandige klei. Verdere ontwikkeling van de schade bleef vervolgens uit.

Foto van water stromend over grastalud.
Figuur 1 Ongewenste combinatie van een slechte grasmat, een dunne kleilaag en graverij waardoor ondermijning van de kleibekleding optreedt. Zeedijk nabij Poortvliet op Tholen.
Foto van afbrokkelende en wegschuivende grasmat.
Figuur 2 Ongewenste combinatie van een slechte grasmat, een dunne kleilaag en graverij waardoor ondermijning van de kleibekleding optreedt. Zeedijk nabij Poortvliet op Tholen.
Foto van golfoverslagproef opstelling.
Figuur 3 Ongewenste combinatie van een slechte grasmat, een dunne kleilaag en graverij waardoor ondermijning van de kleibekleding optreedt. Zeedijk nabij Poortvliet op Tholen.
Foto van omhoogkomend water bij een golfoverslagproef.
Figuur 4 Ongewenste combinatie van een slechte grasmat, een dunne kleilaag en graverij waardoor ondermijning van de kleibekleding optreedt. Zeedijk nabij Poortvliet op Tholen.

Bij golfoverslagproeven is regelmatig gezien dat een eerste schade aan de zode ontstond rondom of bij een graafgang, maar dit leidde vaak niet direct tot het falen van de toplaag. Bij golfoverslagproeven op een volledige zanddijk (Vechtdijk nabij Zwolle), waarin veel mollen actief waren, leidden de molgangen niet direct tot doorgaande schade aan de toplaag. De doorworteling van de zode was bij deze dijk goed en het talud was flauw. Bij de golfoverslagproef op een dijk bij Poortvliet, Tholen, bleek echter dat graverij door een zandhoudende kleilaag van beperkte dikte (dunner dan 0,4 m) op een zanddijk, leidde tot ondermijning en falen van de grasbekleding bij een heel lage overslagbelasting. De graszode was in dit geval echter van slechte kwaliteit met veel open plekken en het talud was vrij steil. Een mollengang bij golfoverslagproeven op de dijk van de Hedwige-Prosperpolder zorgde voor kortsluiting met de zandkern van de dijk waarna een stroming ontstond via de mollengang onder de grasbekleding door. Deze stroming nam zand mee. Het zandtransport zorgde voor ondermijning van de kleilaag waardoor deze bezweek.

Bij een overloopproef nabij Wissekerke op een binnentalud met een helling van circa 1:1,75 van zand, met een graszode, bleek dat het water dat in een spleet bij de kruin infiltreerde weer uittrad door een stelsel van konijnengangen en daarbij extreme ontgronding van het zand onder de zode veroorzaakte.

Voor dunne kleilagen, dunner dan 0,4 m, is graverij (uitgezonderd ondiepe gangen in de toplaag) in combinatie met steile taluds en een slechte graszode, een risico bij golfoverslag. Zand in molshopen is een aanwijzing voor gangen tot in de zandkern van de dijk. Bij dikkere kleilagen (meer dan 0,4 m), of flauwe taluds (flauwer dan 1V:4H), met een gesloten graszode, leidt graverij van mollen, muizen en woelratten niet tot snel falen van de toplaag bij golfoverslag, mits wel gegarandeerd kan worden dat de schade door graverij nog niet de zandkern heeft bereikt. Ook in de golfklapzone leiden graafgangen van deze dieren niet tot snel optredende doorgaande schade, mits de zode gesloten is en de kleilaag voldoende dik (meer dan 0,4 m), en de kleilaag niet doorstoken is.

Literatuur

Van der Meer, J.W., A. van Hoven, M. Paulissen, G.J. Steendam, H. Verheij, et al. Handreiking dijkbekledingen : Deel 5 Grasbekledingen (HDD5). Rijkswaterstaat (RWS WVL) en Projectbureau Zeeweringen, januari 2015.

Over versie 1.0: 22 januari 2025

Versie 1.0