Zoeken in deze site

Inhoudsopgave


Bepalen karakteristieke waarden voor asfalt uit metingen

Asfalt is een vermoeiingsgevoelig materiaal, dat wil zeggen dat de maximaal toelaatbare spanning in het asfalt afhankelijk is van het aantal malen dat het wordt belast. De spanning waarbij het asfalt bij eenmalig belasten bezwijkt, wordt de breuksterkte genoemd.

Voor asfaltdijkbekledingen zijn er modellen ontwikkeld om het vermoeiingsgedrag te karakteriseren. Voor de beoordeling op golfaanval is het meest relevante model gebaseerd op zowel vermoeiingsgegevens als op breuksterktes. Dat resulteert in de zogenaamde ‘gekromde vermoeiingslijn’. De gekromde vermoeiingslijn is typisch een gegeven dat voor een oude bekleding wordt bepaald. Alleen als de materiaalkwaliteit in de loop van vele jaren is teruggelopen, zal de sterkte van het materiaal zodanig zijn teruggelopen dat golfbelastingen mogelijk tot scheuren gaan leiden. Om de gekromde vermoeiingslijn te bepalen, worden uit de bekleding kernen geboord, waaruit per kern twee proefstukken worden gezaagd. Voor het ene proefstuk wordt de breuksterkte bepaald; het andere proefstuk wordt onderworpen aan een vermoeiingsproef. Details van de procedure worden gegeven in [De Looff, 2009].

Met behulp van een lineaire regressie op dubbele log-schaal worden de coëfficiënten αν en βν van de volgende vermoeiingsrelatie bepaald:

Formule.

Waarin:

σb = breuksterkte [MPa]
σο = in de vermoeiingsproef opgelegde spanning [MPa]
Nv = aantal opgelegde spanningsherhalingen tot breuk [-]

Deze regressie levert een schatting voor de verwachtingswaarde van het vermoeiingsgedrag. Bij een beoordeling van een asfaltbekleding dient echter enige veiligheid te worden ingebouwd. Dit wordt bij dit kromlijnig vermoeiingsmodel gedaan door gebruik te maken van de onzekerheid in de breuksterkte. De bij de beoordeling te hanteren vermoeiingslijn wordt namelijk gegeven door:

Waarin:

σb,5% = de 5%-waarde van de breuksterkte [MPa]

Grafiek.
Figuur 1 Bepalen van karakteristieke waarden van de vermoeiingsparameters.

Bij het uitvoeren van de eenvoudige en gedetailleerde beoordeling en bij de nadere beoordeling van schade zijn kenmerken van de bekleding benodigd, zoals de laagdikte en de asfalteigenschappen. Om statistisch betrouwbare resultaten te verkrijgen, wordt gebruikgemaakt van karakteristieke waarden van de parameters van de steekproef. In deze paragraaf wordt aangegeven hoe de betreffende parameters worden bepaald.

Als algemene formulering voor de karakteristieke waarde van een parameter X met een normale verdeling geldt:

Formule en legenda.

Voor de karakteristieke waarden voor de parameters worden altijd veilige waarden gekozen. Een kleinere laagdikte en een hogere elasticiteitsmodulus zijn ongunstig voor de veiligheid van de constructie. Voor de laagdikte wordt dus een karakteristieke ondergrens en voor de elasticiteitsmodulus wordt een karakteristieke bovengrens gebruikt bij de toetsing.

Tabel 1 Factor t, geldig voor zowel een 5%-ondergrens als een 95%-bovengrens, afhankelijk van het aantal waarnemingen n.
1 - 16 1,7531 31 1,6973 46 1,6794
2 6,3138 17 1,7459 32 1,6955 47 1,6787
3 2,9200 18 1,7396 33 1,6939 48 1,6779
4 2,3534 19 1,7341 34 1,6924 49 1,6772
5 2,1318 20 1,7291 35 1,6909 50 1,6766
6 2,0150 21 1,7247 36 1,6896 51 1,6759
7 1,9432 22 1,7207 37 1,6883 52 1,6753
8 1,8946 23 1,7171 38 1,6871 53 1,6747
9 1,8595 24 1,7139 39 1,6860 54 1,6741
10 1,8331 25 1,7109 40 1,6849 55 1,6736
11 1,8125 26 1,7081 41 1,6839 56 1,6730
12 1,7959 27 1,7056 42 1,6829 57 1,6725
13 1,7823 28 1,7033 43 1,6820 58 1,6720
14 1,7709 29 1,7011 44 1,6811 59 1,6716
15 1,7613 30 1,6991 45 1,6802 Χλ 1,64

Voorbeelden

De laagdikte van de bekleding die bij de gedetailleerde beoordelingen wordt gebruikt, is zodanig dat de kans dat een kleinere dikte wordt aangetroffen gelijk is aan 5% (d5%). Als de laagdikte uit een beperkt aantal waarnemingen ter plaatse van geboorde kernen moet worden afgeleid, is de aanpak als volgt:

Formule

Hierin is:

dgem = gemiddelde laagdikte [m]

Bovenstaande methode mag strikt genomen alleen worden gebruikt als de waarnemingen ‘normaal’ verdeeld zijn. Dit is bij asfalteigenschappen niet zonder meer het geval.

Voor de beoordeling met GOLFKLAP is overigens de 5%-onderschrijdingswaarde van log(σb) nodig. Aangezien log(σb) normaal is verdeeld zijn de hiervoor gegeven formules ook voor log(σb) zonder problemen toepasbaar.

Als er sprake is van veel waarnemingen heeft het gebruikmaken van een cumulatieve frequentieverdeling de voorkeur. De cumulatieve frequentieverdeling wordt bepaald volgens NEN 1047 'Receptbladen voor de statistische verwerking van waarnemingen'. Uit deze verdeling zijn de karakteristieke waarden eenvoudig bij 5% of 95% af te lezen. Figuur 1 geeft een voorbeeld voor de E-modulus van het asfalt.

Grafiek.
Figuur 1 Weergave van de gemeten elasticiteitsmoduli (bij 5°C en 10 Hz.) van een vak in een cumulatieve frequentieverdeling. De karakteristieke waarde (E95%) kan in de grafiek worden afgelezen.

Literatuur

Cirkel, J., C. van Dam, E. van den Akker en J.W. Nell. Handreiking dijkbekledingen : Deel 3 Asfaltbekledingen (HDD3). Rijkswaterstaat (RWS WVL) en Projectbureau Zeeweringen, januari 2015.

De Looff, A.K. Werkwijzebeschrijving voor het uitvoeren van een gedetailleerde toetsing op golfklappen op een bekleding van waterbouwasfaltbeton. KOAC, rapport e0800644-4, april 2009.

Over versie 1.0: 22 januari 2025

Versie 1.0