Inhoudsopgave


Graskwaliteit

De kwaliteit betreft de erosiebestendigheid van de zode onder golfwerking. Het is van belang voor de weerstand tegen golfklappen, golfoploop en golfoverslag. De erosiebestendigheid wordt hoofdzakelijk bepaald door de dichtheid van het wortelnet in de toplaag. Er zijn momenteel drie kwaliteitsklassen waarmee gerekend kan worden voor die sterktes. De kwaliteit van de graszode kan fragmentarisch, open of gesloten graskwaliteit betreffen.

Een gesloten zode is de meest erosiebestendige zode en deze komt op de primaire keringen het meeste voor en ontstaat bij normaal en goed beheer. De open zode is een tussencategorie die grofweg 10 à 20% minder erosiebestendig is dan een gesloten zode. Het ontstaan van een open zode kan een indicatie zijn dat het beheerregime moet worden aangepast.

Bij een fragmentarische zode kan niet worden uitgegaan van een noemenswaardige erosiebestendigheid. Plaatsen waar eigenlijk geen sprake is van een zode, bijvoorbeeld tuinen, parken, struiken of ruigtebegroeiing vallen in de categorie fragmentarische zode.

De kwaliteit van de zode is effectief te beïnvloeden door het (veranderen van het) beheer. Over het beheer van grasbekleding is veel literatuur te vinden, bijvoorbeeld in de 'Handreiking Toetsen Grasbekledingen op Dijken ten behoeve van het opstellen van het beheerdersoordeel (BO) in de verlengde derde toetsronde' [Van der Meer, et al., 2012]. Gelet op de veiligheid van de kering, zou het beheer moeten worden gericht op het verkrijgen van een dicht wortelnet, ofwel een gesloten zode.

Het is mogelijk dat aan het binnen- en het buitentalud verschillende graskwaliteiten worden toegekend.

Voorbeeld foto’s graskwaliteit

Hieronder zijn per type zode een voorbeeldfoto’s gepresenteerd. In de voorbeeldfoto’s van een open zode is een liniaal van 10 en 20 cm weergegeven. Hiermee wordt een indicatie gegeven van de staat van de grasbekleding.

Gesloten zode

Foto van een grasmat met gesloten zode.
Figuur 1 Grasmat met gesloten zode.
Foto van een grasmat met gesloten zode.
Figuur 2 Grasmat met gesloten zode.

Open zode

Foto van een grasmat met open zode.
Figuur 3 Grasmat met open zode.
Foto van grasmat met open zode en liniaal.
Figuur 4 Grasmat met open zode.

Fragmentarische zode

Foto van grasveld met fragmentarische zode.
Figuur 5 Grasveld met fragmentarische zode.
Foto van gras met fragmentarische zode.
Figuur 6 Fragmentarische zode.

Bepaling graskwaliteit

De graskwaliteit kan worden afgeleid door middel van visuele inspecties of het steken van een plag.

Graskwaliteit bepalen door visuele inspectie

De drie categorieën zodekwaliteit kunnen worden herkend met visuele inspectie. De inspectie omvat het schatten van de bedekking van een recentelijk gemaaid talud bij het lopen over de grasbekleding. Regelmatig, vooral als het gras hoger is dan circa 0,1 m, moet in meer detail de dichtheid van de begroeiing aan het grondoppervlak worden nagegaan. De representatieve grootte van open plekken tussen de planten wordt hier als criterium gehanteerd voor de mate van openheid van de begroeiing. De representatieve plantafstand is het visueel globaal geschatte gemiddelde (voor een stuk van zo’n 0,3 x 0,3 m2) van de afstand tussen planten waar deze uit de grond komen.

De begroeiing die karakteristiek is voor deze drie graszodecategorieën is als volgt beschreven:

  • Gesloten zode. Op het oog continue grasmat gedomineerd door grasblad en met, naar globale visuele inspectie, een representatieve grootte van open plekken tussen de planten minder dan ongeveer 0,1 m, welke in niet meer dan 10 % van het oppervlak tot 0,2 m mag bedragen. Er mogen niet meer dan 2 ondiepe (minder dan 0,1 m) beschadigingen per vierkante meter van de grasmat groter dan 0,15 x 0,15 m2 zijn en gemiddeld over 25 m2 niet meer dan 5 van zulke beschadigingen.
  • Open zode. Op het oog continue grasmat gedomineerd door grasblad en met, naar visuele inspectie, een representatieve grootte van open plekken tussen de planten minder dan ongeveer 0,1 m, welke in niet meer dan 25 % van het oppervlak tot 0,25 m mag bedragen. Er mogen niet meer dan 2 ondiepe (minder dan 0,1 m) beschadigingen per vierkante meter van de grasmat groter dan 0,15 x 0,15 m2 zijn en gemiddeld over 25 m2 niet meer dan 5 van zulke gaten.
  • Fragmentarische zode. Taludbegroeiing met meer dan 25 % van het oppervlak plantafstanden groter dan 0,25 m. Dit betreft veelal slechts individuele, losstaande planten, of pollen waartussen eventueel bodembedekkende kleinere planten die geen gesloten grasmat vormen.

Het beheer is een dominante factor voor de mate van ruwheid van een dijktalud met grasbekleding. Een gesloten graszode vormt zich niet als de oneffenheid van het talud (binnen 1/10e m2) meer dan ongeveer 0,1 m is. Een op het oog voldoende glad talud is daarom een voorwaarde voor een gesloten graszode.

Graskwaliteit bepalen door steken van een plag

De kwaliteit van de wortelmat kan bij twijfel gecontroleerd worden door in representatieve strekkingen met dezelfde aanblik een plag van de graszode los te steken. Deze controle kan nodig zijn omdat de bovengrondse plantendelen niet altijd eenduidig de doorworteling representeren. De controle verschaft daarnaast informatie over eventuele afwijkingen in de opbouw van de zode en aard van de grond in de zode die, waar nodig geacht, genoteerd kunnen worden voor gebruik bij beheer. Er wordt met een spade een stuk zode van ongeveer 0,25 x 0,3 m gestoken, die als plag van circa 7 à 10 cm dikte wordt losgemaakt van de ondergrond (door spade onder plag te steken), de kwalificatie van de doorworteling is als volgt:

Dicht wortelnet (gesloten zode). Het vergt enige moeite om een intacte plag (ca. 0,25 x 0,3 m2) uiteen te trekken. De los gestoken plag van een dichte zode zal grotendeels intact blijven.

Open wortelnet (open zode). Slechts met de nodige voorzichtigheid kan een intacte plag (ca. 0,25 x 0,3 m2) van de graszode los gestoken worden met een spade (behalve als het vochtige kleiige grond betreft die is verdicht bij betreden of het steken zelf).

Fragmentarisch wortelnet (fragmentarische zode). Het is bijna niet mogelijk een intacte plag (ca. 0,25 x 0,3 m2) van de graszode los te steken (behalve als het vochtige kleiige grond betreft die is verdicht bij betreden of het steken zelf).

Het spreekt vanzelf dat de zode na beoordeling teruggeplaatst en aangedrukt wordt.

Aandachtspunten

  • Voor het steken van een plag is het belangrijk dat de grond vochtig is. Het is uitermate lastig om in een uitgedroogde kleigrond een plag te steken.
  • Let op het geluid bij het steken van de plag. Het doorsteken van de wortels geeft een specifiek geluid dat al een indicatie geeft van de dichtheid van het wortelnet.
  • Let bij het breken of scheuren van de plag specifiek op de weerstand die het wortelnetwerk biedt. De neiging zal zijn om de plag om te draaien met het gras naar beneden en de grond naar boven, waardoor de plag juist aan de minder doorwortelde onderkant scheurt en breekt. Dit is niet de bedoeling. Het is namelijk juist de bovenkant waar de meeste wortels zitten die belangrijk zijn voor de erosiebestendigheid en waar dus treksterkte aanwezig is.
  • Een gestoken plag met een paar penwortelplanten (bijvoorbeeld paardenbloemen) zal gemakkelijk langs de penwortelplanten scheuren. Dit is echter niet representatief voor de kwaliteit van de zode. Uit veel golfoverslagproeven is gebleken dat het her en der voorkomen van paardenbloemen en andere penwortelplanten niet leidt tot een fragmentarische zode. Beoordeel daarom ook het deel van de plag naast de penwortelplanten.
  • Het uitvoeren van een visuele inspectie kan het beste gebeuren op een recentelijk gemaaide zode.
  • Het is bijna onvermijdelijk dat beschadigingen aan de grasbekleding worden aangetroffen. Dit kunnen bijvoorbeeld rijsporen zijn, schade als gevolg van graafwerk of plukken met brandnetels en of distels (pioniersplanten die als eerste weer groeien op plekken waar de zode beschadigd is). Dit zijn zwakke plekken in de bekleding, waar bij het optreden van extreme condities als eerste schade zal optreden. Deze plekken moeten door middel van een ingreep in het beheer (zorgplicht) worden verholpen en dit is daarom niet direct een reden om de graszode in een dijkvak in te delen in de categorie ‘fragmentarisch’. Bij de beoordeling wordt vooruit gekeken naar het einde van de beoordelingsperiode. Bij deze vooruitblik vormt een goed beheer en onderhoud, gericht op een gesloten zode, het uitgangspunt. Alleen als de beschadigingen structureel zijn en het er zodanig veel zijn dat het niet beheersbaar is, dan volgt het oordeel fragmentarische zode.
  • Door jaarlijks gezamenlijk en ook met collega’s van andere waterschappen een beoordeling uit te voeren wordt de methode consistenter. De kennis over de beoordeling wordt op elkaar geijkt. Oefening baart kunst.
  • Veruit de meeste grasbekledingen liggen op een kleilaag, echter er zijn in Nederland ook grasbekledingen op primaire waterkeringen op een zandondergrond. Voor deze grasbekledingen zijn binnen de kansverdelingen beschikbaar in het artikel Gras op zand [nog niet geschreven].

Het steken van een plag is weergegeven in de onderstaande vier afbeeldingen.

Foto van een spade horizontaal in het gras gestoken.
Figuur 7 Steken van een plag met een spade.
Foto van het optillen van een plag.
Figuur 8 Het optillen van een plag.
Gesloten zode in de handen, poging tot scheuren.
Figuur 9 Gesloten zode, kracht nodig om de zode te scheuren.
Foto van losse onderzijde van grasplag.
Figuur 10 Plag uit zode met brandnetel, zode valt uit elkaar bij steken en uitnemen.

Literatuur

Handreiking grasbekleding.

Van der Meer, J.W., A. van Hoven, M. Paulissen, G.J. Steendam, H. Verheij, et al. Handreiking Toetsen Grasbekledingen op Dijken t.b.v. het opstellen van het beheerdersoordeel (BO) in de verlengde derde toetsronde. Van der Meer Consulting, Deltares, Alterra en Infram, oktober 2012.

Handreiking Dijkbekledingen Deel 5: Grasbekledingen (HDD5), Rijkswaterstaat en Projectbureau Zeeweringen, januari 2015.

Versies