Zoeken in deze site

Historie van de Nederlandse hoogwaterbescherming

Historie

Het huidige Nederland is merendeels intensief bewoond, met name de gebieden nabij de rivieren en de zee. Dit zijn vaak de laaggelegen gebieden. De gevolgen van een overstroming kunnen nu vele malen ernstiger zijn dan ooit tevoren in de geschiedenis: het resultaat van duizend jaar inspanningen van onze voorouders is een dichtbevolkt, hoog ontwikkeld en ook laaggelegen gebied, waar overstromingen kunnen leiden tot het verlies van vele mensenlevens, tientallen miljarden euro’s schade en ontwrichting van de samenleving.

Een uitgebreid stelsel van waterkeringen biedt dit laaggelegen land bescherming. Het water dat Nederland binnenkomt via de grote rivieren wordt zo snel mogelijk afgevoerd naar de zee als het veel is en juist zo lang mogelijk vastgehouden als het weinig is. Het peil op het IJssel- en Markermeer wordt gereguleerd en zandsuppleties zorgen ervoor dat de kustlijn op een vastgestelde plaats blijft liggen. Meer dan ergens anders in de wereld is de hoogwaterbescherming hier geregeld door instituties en regelgeving.

De loop van de rivieren en de invloed van de zee hebben de vorming van ons land in hoge mate bepaald. Aanvankelijk zochten de bewoners van ons land de hogere gronden op om zich te vestigen. Zo’n 2.500 jaar geleden begonnen zij zich voor het eerst actief te beschermen tegen hoogwater en konden zij een groter deel van het land bewonen en bewerken.

Noord-Nederland

In het noorden van Nederland zijn de vroegste tekenen van hoogwaterbescherming te vinden. Vanaf circa 500 v.Chr. werden daar honderden terpen opgeworpen. Ook begonnen de bewoners daar met het aanleggen van lage grondlichamen van opgestapelde kleizoden. Lokale dorps- en kloostergemeenschappen legden deze dijken aan rond kleine akkers. Vanaf de twaalfde eeuw begon men kleinere dijkjes met elkaar te verbinden. Zo ontstonden aaneengesloten ketens van waterkeringen: de dijkringen. Individuen en kleine gemeenschappen waren niet meer in staat de aanleg en het onderhoud van de dijken uit te voeren. Daarom werden in de late middeleeuwen tal van waterschappen opgericht. Desondanks deden zich vele kleinere en grotere overstromingen voor.

Rivierengebied

In het rivierengebied was de dynamiek van het water groot. De loop van de rivieren veranderde regelmatig. De invloed hiervan op de bodemopbouw langs de rivieren is tot op heden zichtbaar. Een belangrijke maatregel om meer greep op de rivierlopen te krijgen was de aanleg van het 02 De Nederlandse hoogwaterbescherming Pannerdensch Kanaal in het begin van de achttiende eeuw en later het Bijlands Kanaal, een verlegging van de aftakking (de bovenmond) van de IJssel en de Pannerdensche Kop. Vanaf die tijd voerde de Waal grofweg 2/3 van het water uit de Boven-Rijn af en het Pannerdensch Kanaal 1/3. Deze afvoerverdeling is sindsdien niet wezenlijk gewijzigd.

Desondanks kwamen geregeld overstromingen voor in het rivierengebied. Daarom vonden aan het begin van de negentiende eeuw verschillende ingrepen plaats: de aanleg van een aantal overlaten, het rechter maken van de rivier om de afvoer van het water te versnellen, scheiding van de Maas en de Waal en verhoging van de dijken. Door deze ingrepen kwamen overstromingen in het rivierengebied aanzienlijk minder vaak voor dan in de eeuwen ervoor.

De laatste grote overstroming in het rivierengebied vond plaats in 1926. De rivierafvoer bij Lobith die bij deze overstroming is gemeten, is de hoogste ooit: 12.850 kubieke meter per seconde.

Tijdens de kritieke hoogwaterstanden van 1993 en 1995 werden maximale afvoeren van 11.000 en 12.000 kubieke meter per seconde gemeten. Omdat niet meer te garanderen was dat de dijken het zouden houden, is toen besloten 250.000 mensen te evacueren. Dit heeft geresulteerd in een programma van dijkversterkingen (Deltaplan Grote Rivieren) en een programma gericht op het vergroten van de afvoercapaciteit zonder dijkverhogingen (het programma Ruimte voor de Rivier).

Zuiderzee

De Zuiderzee is ontstaan als gevolg van regelmatige overstromingen en het wegslaan van de veenondergrond. Er hebben zich in de loop der eeuwen vele overstromingen vanuit de Zuiderzee voorgedaan. Vaak werd met dijkversterkingen gereageerd, maar soms werd een overstroomd gebied overgelaten aan de zee. Vanaf de negentiende eeuw werd gestudeerd op het afsluiten en droogleggen van de Zuiderzee. Het motief was vooral landaanwinning. Drijvende kracht was de minister van Waterstaat, Cornelis Lely. De plannen hebben geresulteerd in de Zuiderzeewerken die uiteindelijk pas zijn uitgevoerd tussen 1920 en 1975. Eerst was er uitstel door de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog maar de plannen werden weer actueel door de Zuiderzeevloed van 1916. Veel dijken rond de Zuiderzee braken door, met als gevolg vooral materiële schade maar ook zestien doden op het eiland Marken.

De aanleg van de Afsluitdijk, die in 1932 werd voltooid, leidde tot een aanzienlijke verkorting van de kustlijn. De Zuiderzee werd omgevormd tot IJsselmeer. In dezelfde tijd werden ook de Wieringermeer, de Noordoostpolder en de Flevopolders aangelegd.

Kustgebied

De aanleg van de Afsluitdijk heeft veel invloed gehad op de ligging van de geulen en platen in het Waddengebied, ook nu nog. Het Waddengebied is onderdeel van de Nederlandse kust die verder bestaat uit de gesloten Hollandse kust en de Zeeuwse delta. De hele Nederlandse kust maakt weer deel uit van een veel groter systeem, van de klifkust in Noord-Frankrijk tot en met het Noord-Duitse Waddengebied. De Nederlandse kust wordt gekenmerkt door strand en duinen die op sommige plekken kilometers breed zijn. Op veel plaatsen is sprake van structurele erosie. Met strandhoofden en suppleties wordt de erosie tegen gegaan (strandhoofden) dan wel gecompensereerd (suppleties).

Zuidwestelijke delta

De zuidwestelijke delta is vele malen geteisterd door overstromingen. Dit gebied werd zowel door hoogwater op zee als door hoge rivierwaterstanden bedreigd. Regelmatig veranderden de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden van vorm. Een van de bekendste overstromingen is de Sint-Elizabethsvloed van 1421. De dijkdoorbraken en overstromingen richtten in Zeeland en Holland grote verwoestingen aan en volgens schattingen vonden ongeveer 2.000 mensen de dood. De overstroming die ons huidige beleid heeft bepaald is de Watersnoodramp van 1953. Hierbij vielen 1.836 doden en circa 2.000 vierkante kilometer land overstroomde. Direct na de ramp werd de Deltacommissie geïnstalleerd. Deze commissie moest plannen maken om een dergelijke ramp in de toekomst te voorkomen. De commissie adviseerde een aantal zeearmen af te sluiten, waardoor de kustlijn van het land zo’n 700 kilometer korter zou worden. In 1958 is op basis van dit advies de Deltawet vastgesteld en is besloten de Deltawerken aan te leggen, met als meest innovatieve onderdeel de Oosterscheldekering.

Figuur 2.1 Veranderd NL in de loop der tijden
Figuur 1 Het veranderende Nederland in de loop der tijden.

Literatuur

Tekst letterlijk overgenomen uit:

Kok, M., R.B. Jongejan, M.W.C. Nieuwjaar en I.C. Tánczos. Grondslagen voor hoogwaterbescherming ; Tweede herziene druk. Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW), november 2017.

Over versie 1.0: 02 april 2021

Grondslagen voor hoogwaterbescherming, november 2017. Tweede herziene druk.